ECLI:NL:HR:2025:292

Hoge Raad

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
23/03088
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in strafzaak tegen verdachte voor rijden zonder motorrijtuigbelasting en overtreding lichtdoorlaatbaarheidsnorm in Curaçao

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van zowel de verdachte als het openbaar ministerie tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en Bonaire. De verdachte werd beschuldigd van het rijden als bestuurder van een motorvoertuig in Curaçao zonder dat de verschuldigde motorrijtuigbelasting was voldaan. Daarnaast was de nummerplaat niet aan de voorzijde van het voertuig aangebracht en was er materiaal tegen de voorruit geplakt, wat de lichtdoorlaatbaarheid onder de wettelijke norm van 70% bracht. Het hof had de verdachte vrijgesproken van de overtreding van de lichtdoorlaatbaarheidsnorm, maar het openbaar ministerie stelde dat deze vrijspraak niet op de juiste wetgeving was gebaseerd.

De Hoge Raad oordeelde dat de vrijspraak van het hof niet begrijpelijk was gemotiveerd, omdat de wetgeving die het hof had ingeroepen niet van toepassing was in Curaçao ten tijde van het tenlastegelegde. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk, omdat er geen cassatiemiddelen waren ingediend. Wat betreft het beroep van het openbaar ministerie, werd ook dit niet-ontvankelijk verklaard voor de beslissingen over de motorrijtuigbelasting en nummerplaat. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof voor zover deze aan haar oordeel was onderworpen en wees de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor herbehandeling.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijke en begrijpelijke motivering van vrijspraken door de rechter, vooral in zaken die betrekking hebben op specifieke wetgeving in de Caribische delen van het Koninkrijk.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/03088 C
Datum18 februari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 6 juli 2023, nummer H 65/22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

De beroepen zijn ingesteld door de verdachte en het openbaar ministerie. Cassatiemiddelen zijn namens de verdachte niet voorgesteld. Het openbaar ministerie heeft bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over de tenlastegelegde overtreding van de lichtdoorlaatbaarheidsnorm doordat materiaal tegen de voorzijruiten was geplakt, tot terugwijzing van de zaak naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep van de verdachte

De wet bepaalt binnen welke termijn een advocaat namens de verdachte een schriftuur met cassatiemiddelen (klachten) bij de Hoge Raad moet indienen. Aan die verplichting is niet voldaan. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen (zie artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv)).

3.Juridisch kader

De volgende bepalingen zijn van belang:
- artikel 1 lid 1 van de Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: de Rijkswet):
“De Hoge Raad der Nederlanden neemt ten aanzien van burgerlijke en strafzaken in Aruba, Curaçao en Sint Maarten en in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, voor zover in deze Rijkswet niet anders is bepaald, in overeenkomstige gevallen, op overeenkomstige wijze en met overeenkomstige rechtsgevolgen als ten aanzien van burgerlijke en strafzaken in het Europese deel van het Koninkrijk, kennis van een beroep in cassatie, ingesteld hetzij door partijen, hetzij «in het belang der wet» door de procureur-generaal bij de Hoge Raad.”
- artikel 427 lid 2 Sv:
“Tegen arresten van de gerechtshoven, als uitspraak gegeven, betreffende overtredingen staat beroep in cassatie open voor het openbaar ministerie bij het gerecht dat het arrest heeft gewezen, en de verdachte, tenzij terzake in de einduitspraak:
(...)
b. geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een maximum – of, wanneer bij het arrest twee of meer geldboetes werden opgelegd, geldboetes tot een gezamenlijk maximum – van EUR 250.”
- artikel 24 lid 1 van de Eilandsverordening motorrijtuigbelasting en eindverwerkingsheffing autowrakken:
“Met een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft:
(...)
b. hij die op de openbare weg als bestuurder optreedt van een motorrijtuig zonder dat daarvoor de verschuldigde en opvorderbare belasting is voldaan; (...).”
- artikel 25 Eilandsverordening motorrijtuigbelasting en eindverwerkingsheffing autowrakken:
“De feiten, bij het vorige artikel strafbaar gesteld, worden beschouwd als overtredingen.”
- artikel 88 lid 1 (oud) van de Wegenverkeersverordening Curaçao 2000 (hierna: WVVC 2000):
“Ten aanzien van de inrichting van motorvoertuigen waarvan het ledig gewicht, vermeerderd met het laadvermogen, niet meer bedraagt dan 3500 kg en die niet zijn ingericht voor het vervoer van meer dan 8 personen, de bestuurder daaronder niet begrepen gelden de volgende eisen.
(...)
c. Ruiten:
(...)
2° het is verboden enig materiaal aan, op of tegen de voorruit te hechten, te plakken of aan te brengen;
(...)
4° het is toegestaan om enig materiaal aan, op of tegen de voorzijruiten te hechten, te plakken of aan te brengen met dien verstande dat een lichtdoorlaatbaarheidsnorm van 70% wordt gehandhaafd.”
- artikel 99 lid 1 WVVC 2000:
“Bij motorvoertuigen en motorfietsen moet het kenteken duidelijk leesbaar worden aangebracht aan de voor- en achterzijde van het motorvoertuig of motorfiets.”
- artikel 119 WVVC 2000:
“1. Handelen in strijd met de artikelen 22, 23, 24, 26, 27, 108, eerste lid, en 113 wordt beschouwd als een misdrijf en gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste vijfduizend gulden.
2. Handelen in strijd met de overige bepalingen van deze landsverordening wordt beschouwd als een overtreding en gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden.”

4. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep van het openbaar ministerie

4.1.1
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
“hij op 16 december 2021 als bestuurder van een motorvoertuig heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg/openbare weg, de Ontarioweg te Curaçao:
- zonder dat daarvoor verschuldigde en opvorderbare motorrijtuigbelasting was voldaan;
- terwijl de voorgeschreven geldige nummerplaat niet was aangebracht aan de voorzijde;
- terwijl enig materiaal aan/op/tegen de voorruit was geplakt en enig materiaal aan/op/tegen de voorzijruiten was geplakt waardoor de lichtdoorlaatbaarheidsnorm minder dan 70% bedroeg.”
4.1.2
Daarvan heeft het hof bewezenverklaard dat:
“hij op 16 december 2021 als bestuurder van een motorvoertuig heeft gereden op de openbare weg, de Ontarioweg te Curaçao:
- zonder dat daarvoor verschuldigde en opvorderbare motorrijtuigbelasting was voldaan;
- terwijl de voorgeschreven geldige nummerplaat niet was aangebracht aan de voorzijde;
- terwijl enig materiaal aan/op/tegen de voorruit was geplakt.”
4.1.3
Het hof heeft het bewezenverklaarde gekwalificeerd als “handelen in strijd met artikel 24 van de Motorrijtuig- en motorbootbelastingverordening 1928 (de Hoge Raad begrijpt, omdat deze verordening haar gelding ten tijde van het tenlastegelegde had verloren: artikel 24 van de Eilandsverordening motorrijtuigbelasting en eindverwerkingsheffing autowrakken)”, “handelen in strijd met artikel 99 van de WVVC 2000” en “handelen in strijd met artikel 88 van de WVVC 2000”. Het hof heeft de verdachte voor deze overtredingen veroordeeld tot geldboetes van onderscheidenlijk NAf. 150, subsidiair drie dagen hechtenis, NAf. 50, subsidiair één dag hechtenis, en NAf. 75, subsidiair één dag hechtenis.
4.2.1
De tekst van artikel 427 Sv is vastgesteld bij de Wet van 6 december 2001, Stb. 2001, 584 (Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie) die op 1 januari 2002 in werking is getreden.
4.2.2
Nu in de Rijkswet niet anders is bepaald, neemt de Hoge Raad ten aanzien van strafzaken in Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba kennis van een beroep in cassatie in strafzaken op overeenkomstige wijze en met overeenkomstige rechtsgevolgen als ten aanzien van strafzaken in het Europese deel van het Koninkrijk.
4.2.3
Gelet hierop moet artikel 427 lid 2, aanhef en onder b, Sv aldus worden uitgelegd dat in strafzaken in Curaçao beroep in cassatie niet openstaat als geen andere straf of maatregel werd opgelegd dan een geldboete tot een (gezamenlijk) maximum van 400 Antilliaanse gulden (afgekort ANG of NAf.), zijnde – volgens gegevens van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten en ten voordele van procespartijen afgerond – de tegenwaarde van € 250 ten tijde van de inwerkingtreding van de hiervoor onder 4.2.1 genoemde wet (vgl., over strafzaken in Aruba, HR 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2910).
4.2.4
Op grond van artikel 427 Sv staat tegen de onder 4.1 bedoelde veroordelingen geen cassatieberoep open. Om die reden kan de Hoge Raad het cassatieberoep van het openbaar ministerie in zoverre niet in behandeling nemen.
5. Beoordeling van het cassatiemiddel dat door het openbaar ministerie is voorgesteld
5.1
Het cassatiemiddel komt op tegen de vrijspraak van het tenlastegelegde rijden als bestuurder van een motorvoertuig terwijl enig materiaal aan/op/tegen de voorzijruiten was geplakt waardoor de lichtdoorlaatbaarheidsnorm minder dan 70% bedroeg, met de klacht dat het hof deze vrijspraak heeft gegrond op wetgeving die niet geldt in Curaçao.
5.2
Het hof heeft de in het cassatiemiddel bedoelde vrijspraak als volgt gemotiveerd:
“De verdachte wordt ervan verdacht op 16 december 2021 als bestuurder in een motorvoertuig te hebben gereden, waarvan de voorzijruiten van dat motorvoertuig beplakt waren met een materiaal als gevolg waarvan de lichtdoorlaatbaarheidsnorm minder dan 70% bedroeg. Als constatering van aspirant-agent Jansen is in de Pro-Justitia oproeping van 16 december 2021 opgenomen dat de gebruikte meetapparatuur 17% aangaf.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en daartoe is aangevoerd dat niet is gebleken met welk apparaat (merk, model serienummer) de lichtdoorlaatbaarheid is gemeten en voorts of dit apparaat gecertificeerd en/of geijkt is.
Recent heeft het Hof in een andere strafzaak [GHvJ 16 maart 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:32] naar aanleiding van een soortgelijk gevoerd verweer het volgende overwogen en beslist:
“Uit het Landsbesluit houdende algemene maatregelen, houdende aanwijzing van apparatuur om de lichtdoorlatendheid van ruiten van motorvoertuigen te meten (“het Landsbesluit”) alsmede de Instructie meting lichtdoorlatendheid (“de Instructie”) volgt welke apparatuur geschikt is om de lichtdoorlatendheid van ruiten van motorvoertuigen te meten en aan welke voorschriften dit apparaat dient te voldoen. Uit de inhoud van het dossier blijkt niet dat de desbetreffende lichtdoorlatendheid van de voorzijruiten van de verdachte is gemeten met een apparaat dat voldoet aan de vereisten zoals omschreven in het Landsbesluit en de Instructie.
Het Hof stelt vast dat de stukken in het dossier niet ook inhouden een relaas waaruit blijkt hoe en met welk apparaat de meting van lichtdoorlatendheid is verricht. Gelet daarop is het voor het Hof niet mogelijk te controleren of de meting op de juiste wijze is verricht. Het verweer in eerste aanleg is in hoger beroep andermaal gevoerd. Dit een en ander heeft de procureur-generaal niet ertoe gebracht het dossier aan te vullen met bescheiden, die alsnog die rechterlijke controle mogelijk maakt. Het Hof ziet, mede gelet op het soortelijk gewicht van de in deze zaak op het spel staande belangen, geen grond om ambtshalve de procureur-generaal te verzoeken dergelijke bescheiden te verstrekken. Dat betekent voor het bewijs dat er in het onderhavige geval een manco is dat dan bewezenverklaring in de weg staat.”
Deze overwegingen hebben ook in de onderhavige strafzaak te gelden, zodat het Hof de verdachte van dit feit zal vrijspreken.”
5.3
Het oordeel van het hof dat de verdachte moet worden vrijgesproken is niet begrijpelijk gemotiveerd, omdat moet worden aangenomen dat een landsbesluit noch een instructie, zoals door het hof in zijn overwegingen genoemd, onderdeel vormden van het in Curaçao ten tijde van het tenlastegelegde geldende recht.
5.4
Het cassatiemiddel slaagt.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
- verklaart het beroep van de verdachte niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van het openbaar ministerie niet-ontvankelijk wat betreft de beslissingen van het hof over het tenlastegelegde rijden als bestuurder van een motorvoertuig zonder dat daarvoor verschuldigde en opvorderbare motorrijtuigbelasting was voldaan, terwijl de voorgeschreven geldige nummerplaat niet was aangebracht aan de voorzijde en terwijl enig materiaal aan/op/tegen de voorruit was geplakt;
- vernietigt de uitspraak van het hof, voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen;
- wijst de zaak terug naar het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
18 februari 2025.