Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
7 oktober 2014.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een cassatieberoep in een strafzaak die betrekking heeft op een overtreding van de Natuurbeschermingsverordening in Aruba. De verdachte is door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba veroordeeld tot een geldboete van Afl 450,-, wat de vraag oproept of er recht op cassatie bestaat. Volgens de Rijkswet cassatierechtspraak voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is beroep in cassatie niet open indien er geen andere straf of maatregel is opgelegd dan een geldboete tot een maximum van Afl 400,-, wat overeenkomt met de tegenwaarde van € 250,- ten tijde van de inwerkingtreding van de Aanpassingswet modernisering rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte, die een geldboete van Afl 450,- is opgelegd, ontvankelijk is in het cassatieberoep. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring, maar de Hoge Raad oordeelt dat de Advocaat-Generaal alsnog in de gelegenheid moet worden gesteld om zich uit te laten over de voorgestelde middelen van cassatie. De zaak is daarom verwezen naar de rolzitting van 14 oktober 2014, waarbij verdere beslissingen zijn aangehouden.
Deze uitspraak benadrukt de nuances in de ontvankelijkheid van cassatieberoepen in strafzaken binnen de Antilliaanse context, en hoe de Hoge Raad de wetgeving interpreteert in relatie tot de specifieke omstandigheden van de zaak.