Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
18 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 14 september 2022 is gewezen. De verdachte, geboren in 1983, is beschuldigd van het medeplegen van grootschalige hennepteelt in een ondergrondse ruimte in een schuur, alsook van het voorhanden hebben van een ploertendoder. De advocaat van de verdachte, N. van Schaik, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en heeft verzocht om vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Bij de ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof heeft de Hoge Raad vastgesteld dat er meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit overschrijdt de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van negen maanden naar acht maanden en drie weken. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en het beroep voor het overige verworpen.