Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
16 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, specifiek gerelateerd aan hennepteelt. De betrokkene, geboren in 1975, had een cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het hof van 14 september 2023, waarin een betalingsverplichting was opgelegd. De advocaat-generaal P.H.P.H.M.C. van Kempen concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de hoogte van de opgelegde betalingsverplichting. De Hoge Raad constateerde dat het hof bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel was uitgegaan van een foutief aantal hennepplanten, namelijk 88 in plaats van 92. Hierdoor moest het wederrechtelijk verkregen voordeel met € 61,52 worden verlaagd. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan door het bedrag van de betalingsverplichting te verlagen tot € 18.879,24. Tevens werd opgemerkt dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep was overschreden, maar dat dit geen verdere rechtsgevolgen met zich meebracht. De Hoge Raad benadrukte dat een kennelijke misslag als deze zich leent voor herstel door het hof zelf, wat de voorkeur verdient voor een snelle en duidelijke oplossing.