ECLI:NL:HR:2025:191

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
24/01381
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie van een arrest inzake overeenkomstenrecht en uitleg van artikel 81 lid 1 RO

In deze zaak hebben zeven eiseressen, allen B.V.'s gevestigd te [vestigingsplaats], cassatie ingesteld tegen ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam. De zaak betreft een geschil dat zijn oorsprong vindt in een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2021 en een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 9 januari 2024. De Hoge Raad heeft de klachten van de eiseressen over het arrest van het hof beoordeeld. De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de eiseressen niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. Dit oordeel is niet gemotiveerd, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiseressen veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 8.206,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/01381
Datum7 februari 2025
ARREST
In de zaak van
1. [eiseres 1] B.V.,
2. [eiseres 2] B.V.,
3. [eiseres 3] B.V.,
4. [eiseres 4] B.V.,
5. [eiseres 5] B.V.,
6. [eiseres 6] B.V.,
7. [eiseres 7] B.V.,
alle gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eiseressen],
advocaat: C.S.G. Janssens,
tegen
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: ING,
advocaat: F.E. Vermeulen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/13/663885 / HA ZA 19-341 van de rechtbank Amsterdam van 14 april 2021;
b. het arrest in de zaak 200.302.882/01 van het gerechtshof Amsterdam van 9 januari 2024.
[eiseressen] hebben tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
ING heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor ING mede door P. Smits.
De conclusie van de Advocaat-Generaal S.D. Lindenbergh strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiseressen] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseressen] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van ING begroot op € 8.206,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en A.E.B. ter Heide, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
7 februari 2025.