ECLI:NL:HR:2025:189

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
6 februari 2025
Zaaknummer
24/01705
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over eigendom en schadevergoeding van een woonwagenbewoner tegen de gemeente

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door [eiser], een bewoner van een woonwagen, tegen de Gemeente De Ronde Venen. De zaak betreft een vordering tot schadevergoeding door de woonwagenbewoner wegens schade aan zijn woonwagen. De centrale vraag in deze procedure was of de bewoner als eigenaar van de woonwagen kan worden aangemerkt. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten die in de feitelijke instanties zijn gewezen, waaronder vonnissen van de rechtbank Midden-Nederland en arresten van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De advocaat van [eiser], T. van Tatenhove, heeft de zaak toegelicht, bijgestaan door H.A.A. Essebai. De Advocaat-Generaal T. Hartlief heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de Gemeente zijn begroot op nihil.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/01705
Datum7 februari 2025
ARREST
In de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
hierna: [eiser],
advocaat: T. van Tatenhove,
tegen
GEMEENTE DE RONDE VENEN,
zetelende te Mijdrecht,
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: de Gemeente,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak 7876291 UC EXPL 19-6773 van de rechtbank Midden-Nederland van 18 december 2019 en 27 oktober 2021;
b. de arresten in de zaak 200.302.789 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 19 juli 2022, 2 augustus 2022 en 30 januari 2024.
[eiser] heeft tegen het arrest van het hof van 30 januari 2024 beroep in cassatie ingesteld.
Tegen de Gemeente is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] toegelicht door zijn advocaat en mede door H.A.A. Essebai.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
7 februari 2025.