Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
9 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 30 mei 2023. De verdachte, geboren in 1987, was veroordeeld voor het meermalen verkopen van cocaïne en heroïne, wat in strijd is met artikel 2.B van de Opiumwet. De advocaat van de verdachte, S.F.W. van ’t Hullenaar, heeft een cassatiemiddel ingediend, terwijl de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar alleen met betrekking tot de hoogte van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van acht maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, naar zeven maanden en drie weken, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.