ECLI:NL:GHSHE:2023:1818

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 mei 2023
Publicatiedatum
5 juni 2023
Zaaknummer
20-000165-20
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, cocaïne en heroïne, meermalen gepleegd

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 mei 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1987, was eerder veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, waarbij hij cocaïne en heroïne had verkocht en in zijn bezit had. De politierechter had hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en had een personenauto verbeurd verklaard. De advocaat-generaal vorderde in hoger beroep een zwaardere straf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en verbeurdverklaring van een geldbedrag en de auto. De verdediging pleitte voor vrijspraak en voerde aan dat de bewezenverklaarde periode te lang was.

Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en kwam tot de conclusie dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een gevangenisstraf op van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak en verdisconteerde dit in de strafmaat. Tevens werd het in beslag genomen geldbedrag van € 368,09 en de personenauto verbeurd verklaard. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

Parketnummer : 20-000165-20
Uitspraak : 30 mei 2023
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Oost-Brabant, locatie ’s-Hertogenbosch, van 8 januari 2020, in de strafzaak met parketnummer 01-046060-19 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboortedatum] op [geboortedag] 1987,
wonende te [adres 1] ,
en volgens opgaaf van de verdachte ter terechtzitting vanaf 23 mei 2023 wonende aan [adres 2] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep heeft de politierechter het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezenverklaard, dat gekwalificeerd als ‘opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’(feit 1) en ‘opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod’ (feit 2), de verdachte deswege strafbaar verklaard en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de politierechter een personenauto verbeurdverklaard.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zal verklaren en de verdachte te dien aanzien zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof het inbeslaggenomen geldbedrag van € 368,09 en de personenauto met kenteken [kenteken] verbeurd zal verklaren.
De raadsman van de verdachte heeft primair integrale vrijspraak bepleit. Subsidiair is een straftoemetingsverweer gevoerd.
Vonnis waarvan beroep
Het hof kan zich op onderdelen niet met het vonnis waarvan beroep verenigen. Om redenen van efficiëntie zal het hof evenwel het gehele vonnis vernietigen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 juli 2018 tot en met 16 januari 2019 te Eindhoven, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, (een) hoeveelheid/hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, in elk geval een middel vermeld op lijst 1 bij de Opiumwet, zijnde (telkens) cocaïne en/of heroïne, (een) middel(len) als vermeld op lijst 1 behorende bij de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 16 januari 2019 te Eindhoven, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) een hoeveelheid van 7,12 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op tijdstippen in de periode van 16 juli 2018 tot en met 16 januari 2019 te Eindhoven, telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en heroïne een middel als vermeld op lijst 1 behorende bij de Opiumwet;
2.
hij op 16 januari 2019 te Eindhoven, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 7,12 gram cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Hierna wordt – tenzij anders vermeld – steeds verwezen naar het eindproces-verbaal van de politie eenheid Oost-Brabant, district Eindhoven, basisteam Eindhoven-Noord, op ambtseed opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] , brigadier van politie, registratienummer PL2100-2019011208, gesloten d.d. 26 februari 2019, inhoudende een verzameling op ambtseed dan wel ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal van politie met daarin gerelateerde bijlagen, alsmede geschriften, met doorgenummerde dossierpagina’s (digitaal) 1-132.
Alle tot het bewijs gebezigde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
1.
Het proces-verbaal van aanhouding, d.d. 16 januari 2019, dossierpagina’s 91-93, dossierparagraaf 36, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] :
p.91
Op woensdag 16 januari 2019, omstreeks 13:55 uur waren wij, verbalisanten [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , doende met een drugsactie gelegen in de Eindhovense Wijk Limbeek/Lijmbeek. Op genoemde datum en tijd zag ik, verbalisant [verbalisant 2] een personenauto, een zogenaamde Smart ForFour met het kenteken [kenteken] , de straat in komen rijden. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , herkende het voertuig direct als de personenauto van de voor mij ambtshalve bekende [verdachte] , wonende aan [adres 1] .
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , gaf direct aan verbalisant [verbalisant 3] en [verbalisant 4] door dat genoemd voertuig de straat was komen inrijden en was gaan stilstaan ter hoogte van het pand van [medeverdachte] . Ook hoorde ik, verbalisant [verbalisant 2] , van verbalisant [verbalisant 3] dat [medeverdachte] naar buiten kwam gelopen. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag op dat moment dat [medeverdachte] in de Smart Forfour stapte en dat deze direct linksaf de Rosa
p.92
Manusstraat in reed. […] Ik, verbalisant [verbalisant 2] , reed met mijn onopvallend voertuig de Rosa Manusstraat in en zag dat de Smart Forfour midden op straat gestopt was. Ook zag ik dat de bestuurder en [medeverdachte] druk bezig waren in de auto.
[…]
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , opende het portier van de Smart […].
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , riep met harde stem dat ik van de politie was. […]
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat tussen de benen van verdachte [verdachte] een boterhamzakje lag met daarin een grote hoeveelheid witte bolletjes. Tevens zag ik, verbalisant [verbalisant 2] ook dat er een grote hoeveelheid geld in het zakje zat. Ook zag ik, verbalisant [verbalisant 2] , in het console een grote hoeveelheid kleingeld liggen wat vaak gebruikt wordt bij het dealen van drugs.
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , deelde verdachte [verdachte] mede dat hij was aangehouden op verdenking van het dealen van drugs. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , haalde samen met een ander collega de verdachte [verdachte] uit het voertuig. Ik, verbalisant [verbalisant 2] , voerde op grond van de Opiumwet een fouillering uit en trof in de borstzak van zijn jas een enorme bult met geld die direct in beslag genomen werd. Ook trof ik bij verdachte [verdachte] in zijn kontzak een hoeveelheid briefgeld aan wat direct in beslag werd genomen. Daarna werd verdachte [verdachte] in een ander dienstvoertuig geplaatst en overgebracht ter voorgeleiding. Op de locatie werd ook het voertuig, de Smart ForFour voorzien van het kenteken [kenteken] in beslag genomen.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 24 januari 2019, dossierpagina’s 94-95, dossierparagraaf 36, voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] :
p.94
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag dat tussen de benen van verdachte [verdachte] een boterhamzakje lag met daarin bolletjes met witte substantie, vermoedelijk cocaïne. Ook zat er geld in het zakje en lag er voor in de middenconsole een grote hoeveelheid losgeld. De verdachte [verdachte] en de verdachte [medeverdachte] , die op dat moment drugs aan het kopen was in de auto, werden beiden aangehouden. Ik trof op verschillende plekken in de kleding van verdachte [verdachte] sommen geld wat ook allemaal in beslag werd genomen.
Het viel mij direct op dat de deurhendel van passagierskant aan de voorzijde er af was gehaald. Hierdoor is het dus onmogelijk om vanaf de buitenkant als passagier in te stappen in het voertuig van verdachte [verdachte] . Tevens heb ik genoemd voertuig een smart Forfour met het kenteken [kenteken] al twee maal eerder in de wijk gezien onder verdachte omstandigheden.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 18 januari 2019, dossierpagina’s 33-34, dossierparagraaf 13, voor zover inhoudende als relaas van verbalist [verbalisant 4] :
p.33Op woensdag 16 januari 2019 was ik belast met het doorzoeken van een personenauto, dat voorzien was van het kenteken [kenteken] . Door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] was de bestuurder van de personenauto op heterdaad aangehouden als verdachte van handel in verdovende middelen. Aan mij werd gevraagd de personenauto […] over te brengen naar het hoofdbureau van politie.
Ik zag in het middenconsole van de auto een zakje liggen met daarin muntgeld. Op de bijrijdersstoel zag ik briefgeld liggen. Op de bijrijdersstoel zag ik een boterhamzakje liggen met daarin 57 bolletjes met wit poeder. Op de bijrijdersstoel zag ik drie mobiele telefoons liggen.
Goed(eren):
  • PL2100-2019011208-1456484, automaat, telefoon, Nokia, kleur wit, Nederland;
  • PL2100-2019011208-1456486, automaat, telefoon, Alcatel, kleur zwart, Nederland;
  • PL2100-2019011208-1456487, automaat, telefoon, Alcatel One Toch, kleur zwart, Nederland;
  • PL2100-2019011208-1456508, medicamenten/hulpmiddelen, verdovende mid (Cocaïne), 57 stuks, kleur wit, Nederland;
  • PL2100-2019011208-1456521, automaat, geld, 36 stuks, Nederland, bijzonderheden 36 biljetten van € 50,00, totaalbedrag € 1.800,00;
  • PL2100-2019011208-1456523, automaat, geld, Nederland, bijzonderheden 1 biljet van € 100,00;
  • PL2100-2019011208-1456525, automaat, geld, 15 stuks, Nederland, bijzonderheden 15 biljetten van € 10,00;
  • PL2100-2019011208-1456529, automaat, geld, 16 stuks, Nederland, bijzonderheden 16 biljetten van € 20,00;
  • PL2100-2019011208-1456532, automaat, geld, 6 stuks, Nederland, bijzonderheden 6 biljetten van € 5,00;
  • PL2100-2019011208-1456535, automaat, geld, Nederland, bijzonderheden muntgeld, totaalbedrag € 68,09 euro.
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 januari 2019, dossierpagina’s 35-36, dossierparagraaf 14, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 5] :
p.35
Ik kreeg een boterhamzakje met daarin witte cachets overhandigd van de verbalisant [verbalisant 4] . Hij had deze van een verdachte in beslag genomen onder een verdachte en vroeg mij deze cachets te testen.
Ik zag dat in deze doorzichtige plastic zak zeven en vijftig witte cachets zaten. Vier cachets hadden een gewicht van ongeveer 0,10 gram (bruto). Een cachet had een gewicht van 0,17 gram (bruto).
Een aantal cachets werden door mij verbalisant geopend. In deze cachets zat een wit poeder. De chemische daaraan verbonden geur en kleur van het poeder deed mij vermoeden dat ik te maken had met cocaïne (...).
Bij de gehouden indicatieve narcoticatest (MMC kleur-reactietest) bleek dat deze stoffen reageerde op de aanwezigheid van:
(X) cocaïne.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 16 januari 2019, dossierpagina 38, dossierparagraaf 15, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 6] :
Op 16 januari 2019 werd bij de verdachte [verdachte] 57 witte cachetjes met daarin vermoedelijk cocaïne aangetroffen en inbeslaggenomen. Door mij werden genoemde verdovende middelen gewogen. Uit deze weging bleek dat het gewicht van de inbeslaggenomen drugs bedroeg netto 7.12 gram.
Goed (eren) PL2100-2019011208-1456508, verdovende mid (Cocaïne), 57 stuks,
6.
Het proces-verbaal sporenonderzoek, d.d. 1 februari 2019, dossierpagina’s 39-41, dossierparagraaf 16, met als bijlage het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 30 januari 2019, voor zover inhoudende als relaas van verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] :
p.39Wij zagen dat het monster AAJO3095NL bestond uit wit poeder en brokjes. Ik, verbalisant [verbalisant 7] , heb het monster AAJO3095NL getest met de kleurreactietesten voornoemd. Daarbij zag ik het volgende resultaat:
AAJO3095NL => Ruybal gaf een aanwijzing voor de aanwezigheid van cocaïne.
Ik heb volgens het voorgeschreven protocol een hoeveelheid materiaal van het monster AAJ03095NL afzonderlijk ingevoerd in de GC/MS. De verkregen data van de meting van dit monsters is ter beschikking gesteld aan de deskundige van het NFI.
Rapportage NFI
Volgens bij gevoegd rapport van het NFI is het volgende aangetoond:
AAJO3095NL => bevat cocaïne.
Monster spoorSpoornummer: PL2100-2019011208-70693
SIN: AAJO3095NL
Spoor omschrijving: Vaste stof
Wijze veiligstellen: Zak plastic
Datum/tijd veiligstellen: 16 januari 2019 om 14:30 uur
Plaats veiligstellen: Bij ve (het hof begrijpt bij verdachte)
BijlageAls bijlage is bij dit proces-verbaal gevoegd:
Uitslag onderzoek NFIKenmerk Omschrijving FO Conclusie
AAJ03095NL 7,12 gram poeder en brokjes, wit bevat cocaïne
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 11 februari 2019, dossierpagina’s 42- 43, dossierparagraaf 16, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1] :
p.42
Op 16 januari 2019 werd op de Rosa Manusstraat te Eindhoven de verdachte [verdachte] op heterdaad aangehouden ter zake het dealen in harddrugs. In zijn auto werden 57 bolletjes met wit poeder (cocaïne), een geldbedrag van € 2.468,09 en vijf mobiele telefoons aangetroffen. Van de telefoons zijn de contactpersonen, alsmede de gesprekken, sms-berichten en appjes onderzocht naar een connectie met het handelen in verdovende middelen. Hieruit is naar voren gekomen dat de witte Nokia-telefoon, die bij de verdachte [verdachte] werd aangetroffen, ook bij hem in gebruik was. Deze bevatte de meeste gegevens/gesprekken in relatie tot de handel in verdovende middelen.
Uit verhoor van [medeverdachte] , die met [verdachte] is aangehouden, blijkt dat hij al jaren bij [verdachte] zijn drugs koopt. Hij belt voor een bestelling bovengenoemd telefoonnummer en krijgt dan iemand aan de telefoon die zich “ [naam 2] ” noemt. Dit gebeurde ook op 16 januari 2019. [medeverdachte] gaf aan dat bedoelde dealer ook onder “ [naam 2] ” in zijn telefoon staat. Bovendien moest [medeverdachte] onder de naam “ [medeverdachte] ” bij [verdachte] in de contactenlijst staan. [verdachte] wilde immers altijd weten welke afnemer belde. Bij controle bleek dat in de witte Nokiatelefoon van [verdachte] het telefoonnummer van [medeverdachte] inderdaad onder “ [medeverdachte] ” in de contactenlijst stond. Ik heb een aantal contacten uit de contactenlijst van de witte Nokia gebeld en gehoord. Zij verklaarden allen dat ze verdovende middelen gebruikten of gebruikt hadden. En dat de dealer gebeld werd op bovengenoemd nummer. Hij noemde zich [naam 2] en bracht op bestelling de drugs. Het door hen opgegeven signalement van “ [naam 2] ”, alsmede de door hem gebruikte auto, kwamen geheel overeen met dat van de aangehouden [verdachte] en zijn kleine zwarte auto.
p.43
De contactenlijst van deze telefoon bevatte 168 contacten. Ik zag op die lijst ook diverse, mij ambtshalve bekende verslaafden/gebruikers van harddrugs staan. Ik heb van de lijst ca 25 contacten gebeld en gevraagd om een (getuigen)verklaring voor het feit dat zij werden aangetroffen op een lijst van vermoedelijk afnemers van een drugsdealer. Zij verklaarden nagenoeg allemaal dat zij gebruikers waren of waren geweest van heroïne en/of cocaïne. Zij bestelden hun spullen bij iemand die zich “ [naam 2] ” noemde en die qua omschrijving voldeed aan het signalement van verdachte [verdachte] . Zij gaven tevens aan dat zij de bestelde spullen voor 10 euro per bolletje kochten en dat deze naar hen thuis, of een afgesproken plaats werden gebracht door de dealer.
8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 16 januari 2019, dossierpagina’s 44-46, dossierparagraaf 18, voor zover inhoudende als verklaring van verdachte [medeverdachte] :
p.45
Vandaag omstreeks 13.30 uur was een kennis van mij, genaamd [naam 3] , die verslaafd is aan cocaïne. Hij vroeg mij of ik iemand kan bellen om 2 bolletjes cocaïne en 1 bolletje heroïne te kopen. Dat deed ik. Ik ken namelijk die dealer al van vroeger. Ik weet dat hij heroïne en cocaïne verkoopt. Dat doet die alleen aan klanten die zijn telefoonnummer hebben. Dat heb ik en dat luidt: [telefoonnummer] . Deze dealer staat in mijn telefoon onder de naam [naam 2] 1. De dealer kent mij bij mijn voornaam en ik sta in zijn adressenboek onder [medeverdachte] . Ik had dus de dealer gebeld en gezegd dat ik 2 bolletjes wit en 1 bolletje bruin wilde hebben. De [naam 2] is naar mij gekomen met zijn auto en ik ben ingestapt op de bijrijdersplaats. De auto is een zwart klein autootje.
Ik (...) heb hem 30 euro overhandigd voor de bolletjes verdovende middelen. Ik weet dat die 10 euro per bolletje zijn, want dat zijn die altijd. Ik zag dat [naam 2] kennelijk de bolletjes uit zijn zak wilde pakken. De bestuurder/ [naam 2] wilde mij de heroïne en cocaïne verkopen en ik weet dat hij dat al vaker heeft gedaan. Ik heb in het verleden ook als een keer of 10 bij hem heroïne gekocht. Ik zag dat [naam 2] kennelijk de bolletjes uit zijn zak wilde pakken, maar gelijk werd er een deur aan zijn zijde opengetrokken. Ik hoorde dat de man zich bekend maakte als politie door luid en duidelijk “Politie” te roepen.
9.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 5 februari 2019, dossierpagina’s 50-51, dossierparagraaf 20, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 1] :
p.50
Het verhoor wordt gerelateerd in een vraag-antwoordsystematiek.
V: Vraag
A: Antwoord
O: Opmerking
[…]
V: Je gaf aan dat je al jaren kocht van jouw dealer, die zich "stuudje of [naam 2] " noemde. Ken je hem bij zijn echte naam?
A: Hij heet [verdachte] volgens mij.
V: Hoeveel kocht en je bij hem per keer en hoe ging dat in zijn werk?
A: Ik kocht per keer voor ongeveer € 20,00 van hem. Ik belde hem en hij kwam het dan
brengen.
V: Hoe kwam hij het dan brengen?
A: Hij kwam altijd met een zwart autootje naar mijn adres en ik kocht het dan in mijn
woning van hem.
V: Ik heb gezien dat jij in zijn telefoon met jouw nummer staat onder de naam [naam 1]
. Ik heb ook gezien dat jij op 16/01/2019 tussen 16.24 en 16.47 uur zo'n 10 keer
hebt gebeld en/of een tekstbericht naar hem gestuurd hebt. Kun je daar iets over zeggen?
A: Ja. Ik had hem nodig, maar hij reageerde niet. Ik heb een aantal voicemailberichten ingesproken, maar hij reageerde daar niet op. Ook reageerde hij niet op de tekstberichten van mij. Ik was er daarna wel klaar mee.
10.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 5 februari 2019, dossierpagina’s 52-53, dossierparagraaf 21, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
p.52
Het verhoor wordt gerelateerd in een vraag-antwoordsystematiek.
V: Vraag
A: Antwoord
O: Opmerking
V: Wie is/was jouw dealer?
A: Ik weet niet hoe hij heet. Dat heeft hij nooit verteld. Hij zei dat iedereen hem [naam 2] noemde. Dus zo staat hij ook in mijn telefoon. Het is een Marokkaanse jongen voor een jaar of 30. Hij had een klein zwart autootje.
p.53
V: Wat betaalde je voor de drugs?
A: Hij had de drugs in kleine bolletjes. Ik betaalde € 10,00 per bolletje. Dat was voor heroïne of cocaïne dezelfde prijs.
V: Hoe vaak kocht je van die dealer?
A: Dat was verschillend. Ik kocht 5-6 keer per week Ik kocht altijd 1 of 2 bolletjes per keer. Ik heb ooit met oud op nieuw zo'n 5-6 bolletjes ineens gekocht. Dat was dan een aanbieding van 5 betalen, 6 halen.
V: Wat bedoel je met een aanbieding?
A: [naam 2] had wel vaker aanbiedingen. Je kreeg dan ongevraagd ook een SMS of app waarin hij een aanbieding deed en/of reclame maakte.
V: Hoe lang heb je bij deze dealer gekocht?
A: Dat was volgens mij vanaf medio november 2018 tot 16 januari 2019.
11.
Het proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris van dit hof, van 7 december 2020, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [medeverdachte] :
Ik had de dealer opgebeld om iets te kopen. Ik stapte bij hem in de auto. We reden de hoek om en we werden meteen uit de auto getrokken. Ik had hem € 30,00 betaald. Ik heb twee bolletjes wit gekocht en nog een ander bolletje bruin. Ik bedoel met wit cocaïne en bruin heroïne.
Ik heb tegen de politie gezegd dat ik geld gegeven heb, maar nog geen drugs had gekregen.
Ik vroeg waarom ik mee moest en vroeg mijn geld terug. Ik ben in de auto gestapt bij de
dealer. Ik ken zijn naam niet. Hij stond bekend als ‘ [naam 2] ’ in Eindhoven. Zo kende ik hem.
Ik had zijn telefoonnummer. Ik had hem al een paar keer gezien. Een paar keer is 3 à 4 keer.
Ik weet niet meer in welke periode dat was. Het was in ieder geval in die maand.
[…]
Ik belde zijn telefoonnummer. Hij kwam dan aangereden. Hij belde mij terug. Dan moest ik
naar beneden komen en de auto instappen. We reden dan een rondje in zijn auto en dan
kreeg ik de drugs. Daarna zette hij mij weer af.
12.
Het proces-verbaal van verhoor getuige door de raadsheer-commissaris van dit hof, van 7 december 2020, voor zover inhoudende als verklaring van getuige [getuige 2] :
Ik heb gezegd dat ik mijn drugs kocht bij iemand die zich [naam 2] noemde. Hij
had een normaal postuur en zag er netjes en verzorgd uit. Het was geen Nederlandse jongen. Ik schat in dat hij Marokkaans of Syrisch was.
[…]
Hij reed een zwarte kleine auto, ik denk een Smart ForFour. Het was een compacte auto. Zijn passagiersdeur zat in elkaar. Daar kon je niet in. Die deur kon niet open.
[…]
Een keer of 20 heb ik drugs van hem gekocht. Dat was in de periode vanaf dat ik verslaafd raakte tot aan het verhoor. Het gaat dus om 2 maanden. Ik kocht niet iedere dag, soms ook iets voor een dag of drie. Het klopt dat ik heb verklaard dat ik 5 â 6 keer per week kocht en 1 of 2 bolletjes per keer. Zo is het gegaan.
13.
Een schriftelijk bescheid, te weten een uitdraai van de Sms-berichten afkomstig van de uitgelezen Nokia telefoon, dossierpagina’s 109-120, dossierparagraaf 38, welke uitdraai als bijlage aan dit arrest is gehecht en waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd.
Bewijsoverwegingen
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep primair vrijspraak bepleit. Daartoe is – op gronden zoals nader in de pleitnota verwoord – in de kern aangevoerd dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdacht handelde in cocaïne dan wel cocaïne voorhanden heeft gehad. Voorts heeft de raadsman van de verdachte als subsidiair standpunt het verweer gevoerd dat slechts een periode van 3,5 maanden bewezen kan worden verklaard.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Voornoemde bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang bezien – laten naar het oordeel van het hof geen andere conclusie toe dan dat de verdachte in de periode van 16 juli 2018 tot en met 16 januari 2019 te Eindhoven opzettelijk cocaïne en heroïne heeft gedeald en dat hij op 16 januari 2019 te Eindhoven opzettelijk ongeveer 7,12 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Hetgeen door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep ten verwere naar voren is gebracht, vindt zijn weerlegging in de bewijsmiddelen.
De verklaring van de verdachte afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep, die kort samengevat inhoudt dat getuige [medeverdachte] de cocaïne en de witte Nokia (dealertelefoon) in de auto van de verdachte moet hebben gegooid, vindt nergens steun in het procesdossier en is overigens ook niet aannemelijk geworden. Het hof zal daaraan voorbij gaan.
Het hof verwerpt mitsdien de tot vrijspraak strekkende verweren van de verdediging in al hun onderdelen.
Voorts heeft de verdediging het hof verzocht om de bewezenverklaarde periode te verkorten, nu volgens de verdediging slechts een periode van 3,5 maanden voorafgaand aan 16 januari 2019 bewezen kan worden verklaard. Het hof overweegt dat de tijdstippen en perioden waarvan de getuigen hebben verklaard dat ze cocaïne en/of heroïne hebben gekocht van de verdachte in de bewezenverklaarde periode zijn gelegen en dat het hof aldus geen aanleiding ziet om de bewezenverklaarde periode voorafgaand aan 16 januari 2019 in te korten.
Resumerend acht het hof, op grond van het vorenoverwogene en de gebezigde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder feit 1 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Het onder feit 2 bewezenverklaarde wordt als volgt gekwalificeerd:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straffen gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het dealen van harddrugs en het voorhanden hebben van cocaïne Harddrugs leveren grote gevaren voor de gezondheid van de gebruikers op. Bovendien gaat de handel in verdovende middelen gepaard met verschillende vormen van criminaliteit en overlast, waardoor de samenleving ernstige schade wordt berokkend. De verdachte heeft zich van dat alles kennelijk geen rekenschap gegeven en slechts gehandeld uit het oogpunt van eigen financieel gewin. Het hof rekent het de verdachte dan ook aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie, d.d. 11 maart 2023, betrekking hebbende op het justitiële verleden van de verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke delicten.
Voorts heeft het hof gelet op de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting is gebleken. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij binnenkort gaat verhuizen naar een nieuwe woning, dat hij gaat trouwen, dat hij mantelzorger is voor zijn moeder en dat hij een eigen bedrijf is begonnen.
Het hof neemt als uitgangspunt de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde LOVS-oriëntatiepunten ten aanzien van het dealen van harddrugs vanuit een pand en/of op straat gedurende een periode van drie maanden doch minder dan zes maanden. De oriëntatiepunten indiceren een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden. Het hof is van oordeel dat, gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, de straffen die in soortgelijke gevallen door dit hof worden opgelegd en in verband met een juiste normhandhaving, niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Het hof ziet in de persoonlijke omstandigheden aanleiding om een deel van de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Alles afwegende acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, in beginsel passend en geboden.
Met betrekking tot het procesverloop in deze zaak overweegt het hof als volgt. Namens de verdachte is op 22 januari 2020 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarvan beroep. Het hof doet bij arrest van heden – 30 mei 2023 – einduitspraak. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindarrest binnen 2 jaren. Aldus is de redelijke termijn in de fase van het hoger beroep met bijna 16 maanden overschreden. Van bijzondere omstandigheden die het tijdsverloop, althans de overschrijding van de redelijke termijn in hoger beroep, rechtvaardigen is het hof niet gebleken.
Het hof zal derhalve de overschrijding van de redelijke termijn ten faveure van de verdachte verdisconteren in de straftoemeting, in die zin dat het hof het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf zal verminderen met 1 maand.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat het hof de verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Met oplegging van de voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Beslag
Tijdens het vooronderzoek is strafvorderlijk beslag gelegd op een geldbedrag van € 368,09 en een personenauto Smart ForFour met kenteken [kenteken] .
Het hof is van oordeel dat het onder verdachte inbeslaggenomen geldbedrag van € 368,09 en de personenauto Smart ForFour met kenteken [kenteken] dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken dat de bewezenverklaarde feiten met behulp van de aan verdachte toebehorende auto zijn begaan en het aan verdachte toebehorende geldbedrag geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit is verkregen. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte, voor zover daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een geldbedrag van € 368,09 en een personenauto Smart ForFour met kenteken [kenteken] .
Aldus gewezen door:
mr. A.J.A.M. Nieuwenhuizen, voorzitter,
mr. S. Taalman en mr. A. Muller, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H. Smits, griffier,
en op 30 mei 2023 ter openbare terechtzitting uitgesproken.