Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
9 december 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 september 2023. De verdachte, geboren in 1989, was in cassatie gegaan tegen een veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van 4.804 gram hennep, in strijd met artikel 3 van de Opiumwet. De advocaat J.J.J. van Rijsbergen heeft namens de verdachte een cassatiemiddel ingediend, terwijl de advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde taakstraf. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft echter ambtshalve vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot een vermindering van de opgelegde taakstraf van 180 uren naar 171 uren, met een subsidiaire vervangende hechtenis van 85 dagen. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.