Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
28 november 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Lucrum B.V. en RAXTAR B.V. tegen [verweerder 1] en [Beheer] B.V. De zaak betreft een geschil over de executoriale kracht van een proces-verbaal van schikking dat was opgesteld na een kort geding. In de schikkingsovereenkomst was een geheimhoudingsbeding opgenomen, waaraan een boetebeding was verbonden. Lucrum c.s. vorderden betaling van boetes wegens vermeende overtredingen van dit geheimhoudingsbeding door [verweerder 1]. De rechtbank had het verzoek van Lucrum c.s. om tot verkoop van aandelen in [Beheer] over te gaan afgewezen, en het hof bevestigde deze beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat het proces-verbaal van schikking niet voldeed aan de vereisten voor een executoriale titel, omdat het verschuldigde bedrag niet voldoende bepaald was. De Hoge Raad concludeerde dat de procedure op basis van artikel 474g Rv zich niet leent voor een inhoudelijke beoordeling van de overtreding van het geheimhoudingsbeding. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep en veroordeelde Lucrum c.s. in de kosten van het geding in cassatie.