3.1.1.[appellante 1] is het moederbedrijf van onder meer [appellante 2] . De groep houdt zich bezig met
de ontwikkeling, bouw, verkoop en verhuur van tijdelijke personen- en goederenliften voor
met name hoogbouwprojecten.
3.1.2.Tot 1 juli 2019 was 50% van de aandelen van [appellante 1] in handen van [Beheer] .
[Beheer] is de holding van [verweerder] , die enig bestuurder en aandeelhouder van deze
vennootschap is. De andere 50% van de aandelen van [appellante 1] was in handen van [B.V. 1]
B.V. (hierna: [B.V. 1] ). [B.V. 1] is de holding van dhr. [schoonzoon] (hierna: [schoonzoon] ), een schoonzoon van [verweerder] . Zowel [Beheer] als [B.V. 1] had een rekening-courantverhouding met [appellante 1] .
3.1.3.Omdat de persoonlijke en professionele relatie tussen [verweerder] en [schoonzoon]
verslechterde, is in het voorjaar van 2019 afgesproken dat [verweerder] zijn schoonzoon voor
€ 3.250.000,00 zou uitkopen (“shoot out”). Omdat [Beheer] dit geld niet beschikbaar had, heeft [Beheer] de van [B.V. 1] overgenomen aandelen [appellante 1] direct na aankoop (voor
dezelfde prijs) doorverkocht aan [B.V. 2] BV (hierna: [B.V. 2] ). Tussen [B.V. 2] en [Beheer] zijn daarnaast afspraken gemaakt over een geleidelijke overname door [B.V. 2] van de aandelen in [appellante 1] die [Beheer] na de “shoot out” zelf nog in handen had. Per 12 juli 2019 heeft [Beheer] een gedeelte van haar nog resterende eigen belang in [appellante 1] , corresponderend met 13,85% van het gehele
aandelenkapitaal, overgedragen aan [B.V. 2] , tegen een koopprijs van € 900.000,00.
3.1.4.[B.V. 2] heeft voor de door haar aangekochte aandelen in [appellante 1] (een belang van
63,85%) in totaal € 4.150.000,00 betaald aan [Beheer] . [Beheer] heeft het gedeelte van de koopsom dat zag op de aandelen die zij had overgenomen van [B.V. 1] doorbetaald aan [B.V. 1] . De rest van de koopsom (€ 900.000,00) kwam ten goede aan [Beheer] zelf.
3.1.5.In september/oktober 2019 is de [appellante 1] -groep in liquiditeitsproblemen geraakt. Op
16 oktober 2019 heeft [appellante 1] [Beheer] schriftelijk verzocht om bij te storten en om haar
rekening-courantschuld (per 1 oktober 2019 € 354.632,00) in te lossen, maar dat had geen
resultaat. Vervolgens heeft de financiële afdeling van [appellante 1] - die inzicht had in de
bankrekening van [Beheer] - de transacties op de rekening-courant van [Beheer]
bekeken. Daarbij bleek dat in de periode van 3 september tot en met 16 oktober 2019 in totaal € 715.000,00 van de rekening van [Beheer] was opgenomen en dat er nog maar weinig saldo over was.
3.1.6.In november 2019 heeft [appellante 1] , met verlof van de voorzieningenrechter, diverse
conservatoire derdenbeslagen laten leggen onder bankinstellingen, zowel ten laste van [Beheer]
, als ten laste van [verweerder] in privé. Daarnaast heeft [appellante 1] in kort geding (onder meer)
betaling gevorderd van de openstaande rekening-courantschuld van [Beheer] . Ter zitting
van de kortgedingrechter, op 4 februari 2020, hebben partijen een schikking getroffen (hierna: de VSO). Blijkens het proces-verbaal van die schikking zijn partijen ( [appellante 1] c.s., [Beheer] en [verweerder] ) daarbij onder meer het volgende overeengekomen:
[B.V. 2] B. V. zal de resterende aandelen van [Beheer] in [appellante 1] (ca. 37,5%) overnemen uiterlijk voor eind februari 2020. In afwijking van het in de koopovereenkomst bepaalde zal de te betalen koopsom € 1.000.000,00 bedragen, te betalen gelijktijdig met het passeren van de notariële akte. Terzake deze levering zullen uitsluitend de gebruikelijke titelgaranties gelden. De overdracht zal plaatsvinden ten overstaan van een notaris verbonden aan het kantoor [kantoor] te [kantoorplaats] ; de kosten van overdracht komen voor rekening van [B.V. 2] ,
In aanvulling op het bepaalde in artikel 9 en 11 van de koopovereenkomst van 1 juli 2019 aanvaardt partij [verweerder] , een geheimhoudingsverplichting, inhoudende dat hij zich jegens zakelijke derden zal onthouden van uitlatingen omtrent al hetgeen verband houdt met [appellante 2] en/of [appellante 1] dan wel tot de [appellante 1] -groep behorende vennootschappen als gedefinieerd in de koopovereenkomst van 21 juli 2019. Bij overtreding zal partij [verweerder] een boete verschuldigd zijn van
€ 100.000,00 per overtreding.
3.
Partij [verweerder] (…) zal de rekening-courantschuld van [Beheer] bij [appellante 1] ten bedrage van € 354.453,00 aanzuiveren door betaling van dit bedrag op het hem bekende rekeningnummer van [appellante 1] . Na ontvangst van deze betaling zal partij [partij] binnen 24 uur bericht geven aan de bank dat het namens [appellante 1] gelegde beslag als opgeheven kan worden beschouwd.
4.
Artikel 8 van de koopovereenkomst van 1 juli 2019 komt te vervallen.
5.
Voor zover partij [verweerder] nog over documenten beschikt van [appellante 1] en/of [appellante 2] , zal hij deze ter beschikking stellen van de directie van [appellante 1] .
6.
(...)
3.1.7.Partijen hebben over en weer uitvoering gegeven aan de op 4 februari 2020 gemaakte
financiële afspraken (de onderdelen 1 en 3). Eind februari 2020 heeft [Beheer] de
resterende aandelen in [appellante 1] geleverd aan [B.V. 2] . [B.V. 2] heeft de in de VSO afgesproken
koopprijs aan [Beheer] voldaan.
3.1.8.Op 10 maart 2020 hebben [appellante 1] c.s. de grosse van het proces-verbaal van
de zitting van 4 februari 2020 doen betekenen aan [verweerder] , in verband met een (vermeende)
overtreding door [verweerder] van de onder 2 van de VSO opgenomen geheimhoudingsplicht. In dat
exploot is tevens bevel gedaan aan [verweerder] tot betaling van een boete van € 100.000,- vanwege:
“de overtreding (…) dat [verweerder] op of omstreeks 4 maart 2020 per telefoon contact opgenomen
heeft met de heer [voormalig vice president] , voormalig Vice president Motorized Access bij
[bedrijf] , een belangrijke klant van [appellante 2] . Tijdens dit gesprek heeft [verweerder] de heer
[voormalig vice president] bericht dat [verweerder] op korte termijn voor [appellante 2] zeer schadelijke informatie
zou onthullen.”
3.1.9.Bij exploot van 3 oktober 2022 hebben [appellante 1] c.s. nogmaals aanspraak
gemaakt op de eerste en daarnaast op nog een tweede boete van € 100.000,- (in totaal vorderen zij dan € 200.197,94 aan verbeurde boetes en kosten). De tweede boete zou zijn verbeurd vanwege:
"het informeren van [appellante 2] contactpersoon bij haar klant [B.V. 3]
B. V. over het door de heer [verweerder] vermeende feit dat producten van [appellante 2] niet aan de
daarvoor van overheidswege gestelde regels zouden voldoen. Zie bijgaande brief van de
heer [bedrijfsdirecteur] , bedrijfsdirecteur van [B.V. 3] B. V. van 31 augustus
2022."
3.1.11.[verweerder] heeft aan de beslagleggende deurwaarder geen schriftelijke mededeling gedaan
over eventuele vóór 3 oktober 2022 gevestigde rechten op de aandelen in [Beheer] .
[Beheer] heeft, ondanks sommatie daartoe, ook geen aandeelhoudersregister aan de
deurwaarder verstrekt, zodat de deurwaarder in dat register geen aantekening heeft kunnen
doen van de datum en het tijdstip van het beslag.