ECLI:NL:HR:2025:1798

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
27 november 2025
Zaaknummer
24/04668
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van zorgmachtiging en motiveringsplicht in het kader van verplichte zorg

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een zorgmachtiging. Betrokkene, die niet verschenen was, had beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 23 september 2024, waarin een zorgmachtiging voor de duur van één maand was verleend. De rechtbank had deze machtiging verleend zonder voldoende te motiveren of voldaan was aan de criteria voor verplichte zorg, zoals vastgelegd in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De advocaat van betrokkene had geen verweerschrift ingediend, en de conclusie van de Advocaat-Generaal strekte tot vernietiging van de beschikking en terugwijzing. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank niet had gemotiveerd dat aan de criteria voor verplichte zorg was voldaan, en dat het oordeel van de rechtbank onbegrijpelijk was zonder nadere motivering. De Hoge Raad heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en het geding teruggeworpen naar deze rechtbank voor verdere behandeling en beslissing.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer24/04668
Datum28 november 2025
BESCHIKKING
In de zaak van
[betrokkene],
wonende te [plaats],
VERZOEKER tot cassatie,
hierna: betrokkene,
advocaat: D. Rijpma,
tegen
DE OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT MIDDEN-NEDERLAND,
VERWEERDER in cassatie,
hierna: de officier van justitie,
niet verschenen.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. de beschikking in de zaak 440577 FZ RK 24 2116 van de rechtbank Gelderland van 17 september 2024;
b. de beschikking in de zaak C/16/581208 / FV RK 24-2225 van de rechtbank Midden-Nederland van 23 september 2024.
Betrokkene heeft tegen de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland beroep in cassatie ingesteld.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.M. Coenraad strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en terugwijzing.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In deze zaak heeft de officier van justitie verzocht een aansluitende zorgmachtiging te verlenen ten aanzien van betrokkene voor de duur van twaalf maanden.
2.2
Op 23 september 2024 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Betrokkene is niet verschenen. Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling vermeldt, voor zover in cassatie van belang, het volgende:

Rechter:
(…) Het lastige is dat onze beslistermijn vandaag verloopt en dat we vandaag uitspraak moeten doen.
*Er wordt gekeken naar een nieuwe zittingsdatum*
Op 14 oktober is er nog plek.
(…)
Rechter:
(…) Wat ik nu wel doe is een korte toewijzing, anders verloopt onze beslistermijn. Ik verleen de machtiging voor een maand, onder aanhouding van het overige. Dat is tot 23 oktober 2024.”
2.3
Bij deelbeschikking van 23 september 2024 [1] heeft de rechtbank een zorgmachtiging verleend voor de duur van één maand onder aanhouding van de beslissing op het verzoek voor het overige. Aan haar beslissing heeft de rechtbank het volgende ten grondslag gelegd:

Het standpunt van de advocaat
2.2.
De advocaat heeft betrokkene niet gesproken en is niet in staat om vandaag namens hem het woord te voeren.
2.3.
De casemanager vertelt dat betrokkene voornemens was om op eigen gelegenheid naar de rechtbank te komen.
De beoordeling van de rechtbank
2.4.
De rechtbank heeft betrokkene tijdens de mondelinge behandeling geprobeerd te bellen. Hij nam echter niet op. Aangezien de advocaat betrokkene niet heeft kunnen spreken en de casemanager vertelt dat betrokkene voornemens was om te komen, wil de rechtbank betrokkene in de gelegenheid stellen om alsnog gehoord te worden. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de zorgmachtiging verlenen voor de duur van één maand, te weten tot 23 oktober 2024, met aanhouding van het overige.

3.Beslissing

De rechtbank:
- verleent een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] (…)
(…)
- bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 23 oktober 2024;
- houdt de beslissing op het verzoek voor het overige aan;
- bepaalt dat de mondelinge behandeling van het verzoek wordt voortgezet op 14 oktober 2024, op een nader te bepalen tijdstip.”

3.Beoordeling van het middel

3.1
Het middel keert zich tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 2.4. Dit oordeel geeft volgens het middel blijk van een onjuiste rechtsopvatting omdat de rechtbank een zorgmachtiging heeft verleend zonder (kenbaar) te beoordelen of is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg en aan het doel van verplichte zorg. Als de rechtbank die beoordeling wel heeft verricht en heeft geoordeeld dat is voldaan aan die criteria en dat doel, dan is het oordeel van de rechtbank zonder nadere motivering, die ontbreekt, onbegrijpelijk, aldus het middel.
3.2
Art. 6:4 lid 1 Wvggz bepaalt dat de rechter een zorgmachtiging verleent, indien naar zijn oordeel is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg, bedoeld in art. 3:3 Wvggz en het doel van verplichte zorg, bedoeld in art. 3:4, onder b tot en met e, Wvggz.
3.3
De rechter die een zorgmachtiging verleent, dient te motiveren dat voor de vormen van verplichte zorg waarvoor de machtiging wordt verleend, is voldaan aan de criteria voor en het doel van verplichte zorg. Daarbij geldt dat de rechter mag volstaan met een verwijzing naar de medische verklaring en de overige aan het verzoek ten grondslag liggende stukken indien daaruit voldoende duidelijk blijkt dat is voldaan aan de criteria voor en het doel van de verplichte zorg. [2] Het voorgaande geldt ook indien de rechtbank (in een deelbeschikking) een zorgmachtiging verleent voor een deel van de verzochte duur, onder aanhouding van de beslissing op het verzoek voor het overige.
3.4
In het onderhavige geval heeft de rechtbank niet gemotiveerd dat is voldaan aan de criteria voor verplichte zorg en aan het doel van verplichte zorg. Het middel slaagt dus.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland van 23 september 2024;
- wijst het geding terug naar deze rechtbank ter verdere behandeling en beslissing.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.E.B. ter Heide, als voorzitter, S.J. Schaafsma en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
28 november 2025.

Voetnoten

1.Rechtbank Midden-Nederland 23 september 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:7298 (schriftelijk uitgewerkt op 25 oktober 2024).
2.HR 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:625, rov. 3.2.