ECLI:NL:HR:2025:158
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de ontvankelijkheid van hoger beroep en notificatieberichten in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door A. Bakker, tegen het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Rotterdam. De zaak betreft de ontvankelijkheid van het hoger beroep dat belanghebbende had ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam. Belanghebbende had op 16 november 2023 digitaal hoger beroep ingesteld, maar verzuimde de gronden van het hoger beroep te vermelden. De griffier van het Hof had belanghebbende op 23 november 2023 geïnformeerd over dit verzuim en hem de gelegenheid gegeven dit te herstellen. Aangezien belanghebbende dit niet deed, verklaarde het Hof het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Belanghebbende heeft vervolgens verzet aangetekend tegen deze uitspraak, maar het Hof verklaarde het verzet ongegrond. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onjuist had geoordeeld over de ontvangst van het notificatiebericht. De Hoge Raad stelde vast dat, indien partijen elektronisch procederen, de bepalingen van de Awb van toepassing zijn en dat het tijdstip van ontvangst van een notificatiebericht niet automatisch samenvalt met het moment waarop het bericht toegankelijk is in het digitale systeem. De Hoge Raad concludeerde dat het Hof onvoldoende had gemotiveerd dat belanghebbende daadwerkelijk een notificatiebericht had ontvangen. Daarom kon de bestreden uitspraak niet in stand blijven en werd er een verwijzing bevolen.
De Hoge Raad hield verdere beslissingen aan totdat belanghebbende de gelegenheid had gekregen om nadere gegevens te verstrekken over de proceskostenvergoeding in deze cassatieprocedure. De zaak is van belang voor de rechtspraktijk, vooral met betrekking tot de regels rondom elektronische communicatie en de ontvankelijkheid van hoger beroep in bestuursrechtelijke procedures.