Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel in het principale beroep
4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep
5.Beslissing
17 oktober 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 oktober 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over onteigeningsrecht. De zaak betreft VDL Vastgoed B.V. en VDL Nedcar B.V. als eisers in cassatie tegen de Staat der Nederlanden als verweerder. De Hoge Raad behandelt de vraag of bij de waardevaststelling van onteigende gronden rekening moet worden gehouden met een hypothetische bestemming die de onteigende zou hebben gehad indien de onteigening niet had plaatsgevonden. De rechtbank Limburg had eerder de schadeloosstelling vastgesteld op € 807.898,--, maar VDL stelde dat de waarde van de gronden hoger zou zijn geweest als deze als parkeerterrein waren bestemd. De Hoge Raad oordeelt dat de eliminatieregel in het onteigeningsrecht meebrengt dat bij de waardevaststelling rekening moet worden gehouden met de waarde die het onteigende op de peildatum zou hebben gehad, indien de onteigening en de plannen daarvoor niet bestonden. De Hoge Raad vernietigt het vonnis van de rechtbank en verwijst de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Staat wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.