Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
30 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1968, was eerder veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De zaak draait om een bedreiging die de verdachte heeft geuit tegen een slachtoffer, waarbij hij tijdens een gesprek met een reclasseringsmedewerker heeft gezegd dat hij het slachtoffer zou doodslaan met een steigerpijp. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk de kans heeft aanvaard dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte zou raken van de bedreiging, wat ook is gebeurd via de reclasseringsmedewerker en de politie. De Hoge Raad heeft het oordeel van het hof bevestigd en het cassatiemiddel verworpen. Tevens heeft de Hoge Raad vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van het cassatieberoep is overschreden, maar heeft dit geen verdere rechtsgevolgen gehad. De uitspraak benadrukt de noodzaak dat bedreigingen van deze aard serieus worden genomen en dat de veiligheid van betrokkenen voorop staat.