ECLI:NL:HR:2025:1348
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake belastingrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 september 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende, aangeduid als [X], tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 8 april 2025. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin het verzet van belanghebbende werd behandeld. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroepschrift in cassatie ontvankelijk was. Hierbij werd vastgesteld dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het geen gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen binnen een termijn van zes weken, die eindigde op 18 juli 2025. Echter, een brief van belanghebbende is pas op 21 juli 2025 ontvangen, na afloop van de gestelde termijn. Hierdoor heeft de Hoge Raad dit stuk buiten beschouwing gelaten. Op basis van artikel 6:6 Awb heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.