Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
28 januari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van gewoontewitwassen van een geldbedrag van € 45.985,65. Het hof had geoordeeld dat de verdachte geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring had gegeven over de herkomst van dit geld. De advocaat-generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelde dat het hof voldoende gemotiveerd had waarom de verklaring van de verdachte niet voldeed aan de eisen van bewijs. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor het behandelen van het cassatieberoep was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijf maanden naar vier maanden en drie weken. Het beroep werd voor het overige verworpen.