Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
30 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte was betrokken bij een vreedzame demonstratie in de hal van het ministerie van Economische Zaken op 20 oktober 2020, waar hij samen met anderen protesteerde tegen het subsidiebeleid van de overheid. De demonstratie was aanvankelijk toegestaan tot 17:00 uur, maar na deze tijd weigerde de groep het gebouw te verlaten, wat leidde tot hun aanhouding op basis van lokaalvredebreuk (artikel 139 Sr). De verdediging voerde aan dat de strafvervolging in strijd was met de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), omdat de demonstratie vreedzaam was en geen schade of hinder veroorzaakte. Het hof verwierp dit verweer en verklaarde de verdachte schuldig zonder straf of maatregel op te leggen, maar de Hoge Raad oordeelde dat het hof onvoldoende had gemotiveerd waarom de vervolging niet als disproportioneel kon worden aangemerkt. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof en wees de zaak terug voor herbehandeling.