ECLI:NL:HR:2025:1266
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens overschrijding van de termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2025 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van [X], hierna aangeduid als belanghebbende, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 29 april 2025. Het beroep in cassatie was ingesteld tegen nummer 23/672. De Hoge Raad heeft beoordeeld of het beroep ontvankelijk was. De griffier van het Gerechtshof had op 8 mei 2025 een afschrift van de uitspraak aan de partijen verzonden. De Hoge Raad constateerde dat het beroepschrift niet binnen de termijn van zes weken, zoals voorgeschreven in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), was ingediend. Ook was het beroepschrift niet tijdig ingediend in de zin van artikel 6:9, lid 2, Awb.
Op 25 juni 2025 heeft de griffier van de Hoge Raad een bericht in het digitale dossier van belanghebbende geplaatst, waarin belanghebbende werd uitgenodigd om binnen vier weken te reageren op de overschrijding van de beroepstermijn. Dit bericht is ook naar het opgegeven e-mailadres van belanghebbende verzonden. De Hoge Raad ging ervan uit dat belanghebbende dit bericht op 25 juni 2025 had ontvangen, conform artikel 8:36c, lid 2, Awb. Belanghebbende heeft echter geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren.
Gelet op het bovenstaande heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 6:6 Awb. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De uitspraak is gedaan door de raadsheer M.T. Boerlage als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en is openbaar uitgesproken op 12 september 2025.