ECLI:NL:HR:2025:1256

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
23/01353
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake onroerendezaakbelastingen en afvalstoffenheffing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een beroep in cassatie van belanghebbende, vertegenwoordigd door E. Staas, tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 februari 2023. Het Gerechtshof had eerder uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de Rechtbank Rotterdam, die betrekking had op beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing voor het jaar 2020. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze klachten konden niet leiden tot vernietiging van de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/01353
Datum12 september 2025
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
tegen
het DAGELIJKS BESTUUR VAN HET SAMENWERKINGSVERBAND VASTGOEDINFORMATIE HEFFING EN WAARDEBEPALING
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 februari 2023, nrs. BK-22/00857 tot en met BK-22/00859 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nrs. ROT 21/1484, ROT 21/3413 en ROT 21/3414) betreffende ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikkingen op grond van de Wet waardering onroerende zaken en de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen, in de afvalstoffenheffing en in de rioolheffing voor het jaar 2020.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende, vertegenwoordigd door E. Staas, heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld.
Het Dagelijks Bestuur van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling, vertegenwoordigd door [P] , heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie). [2]

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren A.E.H. van der Voort Maarschalk en W.A.P. van Roij, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier J.P.J. van Kampen, en in het openbaar uitgesproken op 12 september 2025.

Voetnoten

2.Vgl. HR 12 september 2025, ECLI:NL:HR:2025:1211.