Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
9 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De zaak betreft een verdachte die op 21 mei 2022 in [plaats] een beveiliger heeft mishandeld door hem in het gezicht te stompen. De verdachte stelde zich op het standpunt dat hij handelde uit noodweer, omdat hij werd aangevallen door de beveiliger, die hem meermalen had geduwd en geslagen. Het hof verwierp het beroep op noodweer, omdat de door de verdachte gegeven vuistslag in onredelijke verhouding zou staan tot de aanranding door de beveiliger. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie over de proportionaliteitseis bij noodweer. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de vuistslag van de verdachte disproportioneel was, gezien de omstandigheden van de aanranding. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het hof en wijst de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling.