ECLI:NL:HR:2025:122

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
23/04897
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Internationaal privaatrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over internationale bevoegdheid en bestuurdersaansprakelijkheid

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 januari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] B.V. tegen de gezamenlijke verweerders, wonende in België. De zaak betreft een geschil over internationale bevoegdheid en bestuurdersaansprakelijkheid. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken van de rechtbank Den Haag en het gerechtshof Den Haag, waaruit blijkt dat [eiseres] in eerste instantie niet in het gelijk is gesteld. De advocaat van de verweerders heeft een verweerschrift ingediend, en de Advocaat-Generaal P. Vlas heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep.

De Hoge Raad heeft de klachten van [eiseres] beoordeeld, maar deze konden niet leiden tot vernietiging van het arrest van het hof. De Hoge Raad oordeelt dat het niet nodig is om te motiveren waarom de klachten niet gegrond zijn, aangezien de vragen die aan de orde zijn niet van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiseres] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/04897
Datum24 januari 2025
ARREST
In de zaak van
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
hierna: [eiseres],
advocaat: K. Aantjes,
tegen
1. [verweerder 1],
wonende te [verweerder 3], België,
2. [verweerster],
wonende te [verweerder 3], België,
3. De gezamenlijke erfgenamen van [erflater],
wonende te [verweerder 3], België,
4. [verweerder 3],
wonende te [verweerder 3], België,
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaat: H.J.W. Alt.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/09/610105 / HA ZA 21-337 van de rechtbank Den Haag van 22 september 2021;
b. het arrest in de zaak 200.306.616/01 van het gerechtshof Den Haag van 26 september 2023.
[eiseres] heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
Verweerders in cassatie onder 1, 2 en 4 hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend. Verweerders in cassatie onder 3 hebben afzonderlijk een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor [verweerders] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het cassatieberoep.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiseres] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren H.M. Wattendorff, als voorzitter, F.J.P. Lock en G.C. Makkink, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
24 januari 2025.