Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
9 september 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2025 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het beroep is ingesteld door de verdachte, die in hoger beroep verstek heeft laten verlenen. De advocaat J. Boksem heeft namens de verdachte cassatiemiddelen voorgesteld, maar de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het cassatieberoep niet in behandeling kan worden genomen, omdat de verdachte in hoger beroep bij verstek is veroordeeld. Volgens artikel 10.2 van de Rijkswet staat voor een verdachte die in hoger beroep bij verstek is veroordeeld geen cassatieberoep open. De omstandigheid dat de raadsman van de verdachte tijdens de zitting in hoger beroep het woord ter verdediging heeft gevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte dan ook niet-ontvankelijk verklaard.