ECLI:NL:PHR:2025:597
Parket bij de Hoge Raad
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep na verstekvonnis in Caribische zaak met betrekking tot de ontvankelijkheid van de verdachte
In deze zaak heeft het Gemeenschappelijke Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, na terugwijzing door de Hoge Raad, op 26 oktober 2023 het vonnis van het Gerecht in eerste aanleg van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 15 augustus 2019 bevestigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en het Vuurwapenverbod. De verdachte heeft cassatie ingesteld, maar de vraag is of hij ontvankelijk is in dit beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad, D.J.M.W. Paridaens, heeft in zijn conclusie uiteengezet dat de verdachte, hoewel gedagvaard, niet is verschenen op de terechtzitting in hoger beroep, waardoor verstek is verleend. Volgens artikel 10 lid 2 van de Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor de Caribische delen van het Koninkrijk kan een verdachte geen cassatieberoep instellen tegen bij verstek gewezen vonnissen. Dit betekent dat de Hoge Raad het cassatieberoep niet in behandeling kan nemen, ongeacht de argumenten die door de raadsman zijn aangevoerd.
De conclusie van de Procureur-Generaal is dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is, omdat de verdachte niet is verschenen en er geen recht op cassatie bestaat in deze specifieke situatie. De middelen van cassatie behoeven daarom geen verdere bespreking.