Voor de beoordeling van het cassatiemiddel zijn in het bijzonder de volgende bepalingen van belang.
- Artikel 44 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering BES (hierna: Sv BES):
“Alle rechterlijke beslissingen op grond van dit wetboek worden, tenzij daarvoor een bijzondere regeling geldt, binnen een zo kort mogelijke termijn genomen, zijn met redenen omkleed, en worden ten spoedigste ter kennis gebracht van het openbaar ministerie, dat onverwijld voor betekening aan de verdachte zorgdraagt. Op de dag dat de beslissing schriftelijk ter kennis is gebracht, respectievelijk betekend is vangt de termijn aan waarbinnen enig rechtsmiddel is opengesteld.”
- Artikel 100 Sv BES:
“1. Een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven in geval van verdenking van:
a. een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, of
b. een van de misdrijven omschreven in de artikelen 204, eerste en tweede lid, 236, 245, derde lid, 265c, 265d, 259, 266, 298, eerste lid, 321a, 334, 339, 339a, 366, eerste lid, 368, 404, 405, 410 en 431 van het Wetboek van Strafrecht BES.
2. Het bevel kan voorts worden gegeven, indien de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba heeft, en hij verdacht wordt van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld.”
- Artikel 101 Sv BES:
“1. Een bevel, als bedoeld in artikel 100, kan slechts worden gegeven, indien uit feiten of omstandigheden blijkt van ernstige bezwaren tegen de verdachte ter zake van de in dat artikel vermelde misdrijven, en voorts:
a. indien uit bepaalde gedragingen van de verdachte of uit bepaalde, hem persoonlijk betreffende omstandigheden blijkt van ernstig gevaar voor vlucht, of
b. indien uit bepaalde omstandigheden blijkt van een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid, die de onverwijlde vrijheidsontneming vordert.
2. Een gewichtige reden van maatschappelijke veiligheid kan voor de toepassing van het eerste lid slechts in aanmerking worden genomen:
a. indien wegens het vermoedelijk begane feit levenslange gevangenisstraf, dan wel tijdelijke van zes jaren of meer kan worden opgelegd of de rechtsorde ernstig door dat feit is geschokt, of
b. indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden, dat de verdachte een misdrijf zal begaan, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld, of waardoor de veiligheid van de staat of de gezondheid of veiligheid van personen in gevaar kan worden gebracht, dan wel algemeen gevaar voor goederen kan ontstaan, of
c. indien de voorlopige hechtenis in redelijkheid noodzakelijk is voor het, anders dan door verklaringen van de verdachte, aan de dag brengen van de waarheid.
3. Een bevel tot voorlopige hechtenis blijft achterwege, indien ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan de verdachte in geval van veroordeling geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of tot vrijheidsontneming strekkende maatregel zal worden opgelegd, dan wel dat hem bij tenuitvoerlegging van het bevel langere tijd rechtens zijn vrijheid zou worden ontnomen dan de duur van de straf of maatregel.”
- Artikel 108 leden 1, 2 en 4 Sv BES:
“1. Na de aantekening van beroep van de einduitspraak worden de in de artikelen 96 tot en met 103 bedoelde bevelen met overeenkomstige toepassing van die artikelen gegeven door het Hof van Justitie, behoudens de volgende afwijkingen.
2. Onverminderd het in artikel 97 bepaalde, kan het Hof ook bij de einduitspraak, niettegenstaande een eerder beëindigde voorlopige hechtenis en onverminderd het in de artikelen 100 en 101, eerste en tweede lid, onderdelen a en b, bepaalde, de gevangenneming van de verdachte bevelen.
4. Een bevel tot gevangenneming of gevangenhouding, dat voor het verstrijken van de in het derde lid bedoelde termijn door het onderzoek op de terechtzitting is gevolgd, is, evenals een tijdens of na dat onderzoek verleend bevel, geldig voor onbepaalde tijd, behoudens invrijheidstelling ingevolge de artikelen 103, 105, 107 en 108, vijfde lid, totdat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan, ook ingeval tegen de einduitspraak beroep in cassatie is aangetekend of de Hoge Raad de zaak overeenkomstig artikel 14 van de Cassatieregeling van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba naar het Hof heeft verwezen.”
- Artikel 110 leden 1 en 2 Sv BES:
“1. Het bevel tot voorlopige hechtenis of tot verlenging van de geldigheidsduur daarvan is gedagtekend en ondertekend.
2. Het omschrijft het strafbare feit op zodanige wijze, dat de verdachte daaruit redelijkerwijze kan begrijpen, welke verdenking ten aanzien van hem is gerezen, alsmede de feiten of omstandigheden waaruit blijkt dat de in artikel 101 gestelde voorwaarden zijn vervuld.”