ECLI:NL:HR:2025:1195
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Algemene Kinderbijslagwet
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen de Centrale Raad van Beroep. De belanghebbende, vertegenwoordigd door P.J. Woudstra, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 mei 2023, nr. 22/1842 AKW. Deze uitspraak betrof een hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Amsterdam (nr. 20/2426) over een besluit van de Sociale Verzekeringsbank ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet.
De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor dit oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in stand bleef.