Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Beslissing
4 februari 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor het bezit en vervaardigen van kinderporno, gepleegd in de periode van 1 januari 2017 tot en met 14 juni 2018. Het hof had bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder de verplichting voor de verdachte om medewerking te verlenen aan steekproefsgewijs laten controleren van zijn digitale gegevensdragers. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het hof voor herbehandeling.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de opgelegde bijzondere voorwaarde niet voldeed aan de wettelijke eisen. De voorwaarden moesten voldoende duidelijk zijn en mochten geen onnodige inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en concludeerde dat de bijzondere voorwaarde in strijd was met de wet, omdat niet duidelijk was op welke manier de controles van de gegevensdragers uitgevoerd mochten worden en welke functionarissen daarbij betrokken mochten zijn. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling.
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en proportionele voorwaarden bij het opleggen van bijzondere voorwaarden in strafzaken, vooral in gevallen die de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde raken. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke lijn uitgezet voor de toepassing van gedragsvoorwaarden in het kader van reclasseringstoezicht.