Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel
5.Beslissing
28 september 2021.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 september 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. De verdachte, een 66-jarige man, was veroordeeld voor ontucht met drie minderjarige meisjes. De Hoge Raad beoordeelde de opgelegde bijzondere voorwaarden en de toepassing van vervangende hechtenis in het kader van schadevergoedingsmaatregelen. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde toestemming moest geven voor het raadplegen van relevante referenten, omdat deze voorwaarde onvoldoende precies was geformuleerd. De Hoge Raad oordeelde dat deze bijzondere voorwaarde in strijd was met de wet, omdat het hof niet duidelijk had gemaakt hoe deze voorwaarde zich verhoudt tot andere voorwaarden en wie de relevante referenten zijn. De Hoge Raad vernietigde deze bijzondere voorwaarde en besloot zelf de zaak af te doen. Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de vervangende hechtenis bij de schadevergoedingsmaatregelen niet correct was toegepast en dat in plaats daarvan gijzeling van gelijke duur kan worden toegepast. De Hoge Raad verwierp het beroep voor het overige, waarmee de eerdere uitspraak van het hof gedeeltelijk werd vernietigd.