ECLI:NL:HR:2025:118

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 februari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
22/02923
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelaatbaarheid bijzondere voorwaarden m.b.t. het meewerken aan controle van gegevensdragers in kinderpornografiezaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 februari 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor het meermalen in bezit hebben van kinderporno en had een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opgelegd gekregen, met bijzondere voorwaarden. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, waarbij de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf. De Hoge Raad heeft de relevante overwegingen herhaald uit eerdere arresten met betrekking tot de uitleg van gedragsvoorwaarden en de vereisten voor het stellen daarvan. De zaak betreft de toelaatbaarheid van bijzondere voorwaarden die de verdachte verplichten mee te werken aan controles van gegevensdragers. De Hoge Raad oordeelt dat de door het hof gestelde voorwaarden voldoende duidelijk zijn en niet leiden tot een onredelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. De Hoge Raad heeft het cassatiemiddel dat klaagde over de redelijke termijn in de cassatiefase gegrond verklaard, wat heeft geleid tot een vermindering van de opgelegde taakstraf. De uitspraak van het hof is vernietigd, maar het beroep is voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/02923
Datum4 februari 2025
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 1 augustus 2022, nummer 20-000913-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.W. Heemskerk, advocaat in Roermond, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De plaatsvervangend advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de door het hof gestelde bijzondere voorwaarden betreffende het meewerken aan de controle van gegevensdragers naar gedragingen van de verdachte die in verband staan met kinderpornografisch materiaal.
2.2.1
Het hof heeft de verdachte voor het op 10 februari 2020 in bezit hebben van – kort gezegd – beeldmateriaal van seksueel kindermisbruik (kinderporno), meermalen gepleegd, veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van drie jaren met onder meer als bijzondere voorwaarden:
“veroordeelde onthoudt zich, op welke wijze dan ook, van:
- het (op digitale wijze) met een seksuele intentie communiceren met minderjarigen;
- gedrag dat is gericht op het zich begeven in een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
- gedrag dat is gericht op het zich begeven in een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd.
De veroordeelde bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. Om het toezicht op deze gedragsvoorwaarden mogelijk te maken, werkt de veroordeelde mee aan – onaangekondigde – controles van geautomatiseerde werken en/of gegevensdragers. De veroordeelde werkt mee aan deze controle tijdens huisbezoeken. Deze medewerking bestaat mede uit het op verzoek van de reclasseringsmedewerker ter beschikking stellen of overhandigen van al zijn gegevensdragers en/of geautomatiseerde werken (computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarover de veroordeelde in zijn woning beschikt en waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd) voor een periode van maximaal 3 achtereenvolgende werkdagen en het toegang verlenen tot die gegevensdragers en/of geautomatiseerde werken (bijvoorbeeld door het geven van de benodigde wachtwoorden) aan de reclassering of aan de hierna te noemen, door de reclassering uit te nodigen, deskundige op digitaal gebied. Deze controles mogen gedurende de proeftijd van 3 jaren maximaal 2 keer per jaar worden uitgevoerd, waarbij de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde zoveel mogelijk wordt geëerbiedigd. De controle is gericht op de vraag of de veroordeelde kinderpornografisch materiaal vermijdt en strekt niet verder dan dat. De controle strekt er in het bijzonder niet toe een min of meer volledig beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de veroordeelde. De reclassering kan voor de technische ondersteuning van de controle een deskundige op digitaal gebied meenemen, ook als dit een politieambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Indien de door de reclassering meegenomen deskundige geen politieambtenaar betreft maar een externe partij is deze persoon tot geheimhouding verplicht. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is.”
2.2.2
Het hof heeft over de strafoplegging onder meer overwogen:
“Bijzondere voorwaarden
Aan de voorwaardelijke gevangenisstraf zullen voorts bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
De reclassering heeft bij reclasseringsadvies van 10 maart 2021 een aantal bijzondere voorwaarden geadviseerd, te weten een meldplicht, een ambulante behandeling en het vermijden van kinderporno. Het hof neemt deze adviezen integraal over, omdat het hof gezien de proceshouding van de verdachte in het licht van het bewezenverklaarde de vrees voor herhaling geenszins kan negeren.
Met het verbinden van bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke gevangenisstraf – naast de algemene – beoogt het hof dan ook verdachte in de toekomst ervan te weerhouden opnieuw tot het plegen van strafbare feiten over te gaan. Voor wat betreft het vermijden van kinderporno heeft de reclassering gespecificeerd dat de verdachte zich voortaan dient te onthouden van seksueel getint communiceren met minderjarigen, van gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen alsmede van gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd. De reclassering adviseert de verdachte ertoe te verplichten tijdens de gesprekken met de reclassering te bespreken hoe hij denkt dit gedrag te voorkomen. De reclassering stelt dat het toezicht op deze gedragsvoorwaarden kan bestaan uit onder andere controles van computers en andere apparatuur, waaraan de verdachte dient mee te werken tijdens een huisbezoek.
Het toekomstig verplichten van de verdachte tot meewerken aan controles van diens computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarover hij alsdan in zijn woning beschikt en waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd zou in potentie een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte als gebruiker van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers meebrengen. Daarom moet bij dergelijke controles van gegevensdragers worden gewaarborgd dat de persoonlijke levenssfeer van een gebruiker niet verdergaand wordt beperkt dan nodig is voor het beoogde toezicht. Bij arrest van 31 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:807) heeft de Hoge Raad herhaald dat de rechter zich daarvan rekenschap moet geven.
Teneinde de persoonlijke levenssfeer niet verdergaand te beperken dan nodig is voor het toezicht op zijn – kort gezegd – toekomstig computergebruik zal het hof een maximale hoeveelheid van controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers bepalen, evenals de duur van het aantal dagen dat verdachte zijn gegevensdragers voor de controle ter beschikking moet stellen. Met de hierna in het dictum vermelde modaliteit wordt getracht te bereiken dat maximale vrijheid wordt gegeven aan de reclassering om onaangekondigde controles van geautomatiseerde werken en digitale gegevensdragers uit te voeren en daarmee te voorkomen dat de verdachte zijn gedrag kan aanpassen aan het aantal en de frequentie van deze controles. De verdachte dient mee te werken aan deze controles van zijn digitale gegevensdragers tijdens huisbezoeken van de reclassering. Hij verschaft bij die controles de toegang tot computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarover hij in zijn woning beschikt en waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Ook verstrekt hij bij de controle wachtwoorden die voor die controles nodig zijn. Voorts is van belang daarbij dat de controles louter kunnen en zullen zijn gericht op de vraag of de verdachte kinderpornografisch materiaal vermijdt. De controles zullen er in het bijzonder niet toe mogen strekken een min of meer volledig beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de verdachte.
Ten slotte zal het hof bepalen dat de reclassering zich ten behoeve van deze controles kan voorzien van technische ondersteuning door een deskundige op digitaal gebied mee te nemen, ook als dit een politieambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Daarbij moet door die deskundige worden voldaan aan de in het dictum vermelde voorwaarden.
Het hof overweegt tot slot nog het volgende.
Indien bij toekomstige controles volgens de deskundige sprake is van kinderpornografisch materiaal op een of meer gegevensdragers, kan dit betekenen dat de verdachte zich én niet heeft gehouden aan het gedragsvoorschrift én het vermoeden van een strafbaar feit ontstaat. Daarop dient alsdan door de reclassering/politieambtenaar te worden gehandeld door in overleg te treden met de advocaat-generaal over verdere stappen in het kader van het toezicht en de opsporing.”
2.3.1
De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang.
- Artikel 14c leden 1, 2, 3 en 6 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr):
“1. Toepassing van artikel 14a geschiedt onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
2. Bij toepassing van artikel 14a kunnen voorts de volgende bijzondere voorwaarden worden gesteld, waaraan de veroordeelde gedurende de proeftijd, of een bij de veroordeling te bepalen gedeelte daarvan, dan wel binnen een door de rechter te bepalen termijn, ten hoogste gelijk aan de proeftijd, heeft te voldoen:
(...)
14°. andere voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende.
3. Indien bij de toepassing van artikel 14a een bijzondere voorwaarde is gesteld, zijn daaraan van rechtswege de voorwaarden verbonden dat de veroordeelde:
(...)
b. medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in het zesde lid, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
(...)
6. De rechter kan opdracht geven dat de reclassering toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan begeleidt.”
- Artikel 6:3:14 leden 1 en 3 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv):
“1. Het openbaar ministerie is belast met het toezicht op de naleving van:
a. voorwaarden die zijn gesteld bij:
(...)
4°. een veroordeling waarin de rechter heeft bepaald dat de straf of maatregel of een gedeelte daarvan niet zal worden tenuitvoergelegd (...).
3. De onder toezicht gestelde is verplicht medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht. Bij het houden van toezicht stelt de gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert of de reclasseringsinstelling de identiteit van de veroordeelde vast op de wijze, bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid.”
2.3.2
Een bijzondere voorwaarde als bedoeld in artikel 14c lid 2, aanhef en onder 14°, Sr moet het gedrag van de veroordeelde betreffen (hierna ook: gedragsvoorwaarde). Het gaat daarbij om voorwaarden die strekken ter bevordering van goed levensgedrag van de veroordeelde of die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht. Onder ‘voorwaarden die strekken ter bevordering van goed levensgedrag van de veroordeelde’ moeten daarbij worden verstaan voorwaarden die strekken tot het voorkomen van strafbaar gedrag van de veroordeelde. Bij ‘voorwaarden die een gedraging betreffen waartoe hij uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden moet worden geacht’ gaat het om voorwaarden die een gedraging van de veroordeelde betreffen waartoe hij naar aanleiding van het bewezenverklaarde feit uit een oogpunt van maatschappelijke betamelijkheid gehouden is, bijvoorbeeld jegens slachtoffers van het bewezenverklaarde feit. De gedragsvoorwaarde moet voldoende precies het daarin vervatte gedragsvoorschrift formuleren. Zij mag echter niet gedrag van de veroordeelde omvatten dat in feite overeenkomt met het meewerken aan door de politie uit te oefenen veelomvattende en ingrijpende dwangmiddelen. (Vgl. HR 31 mei 2022, ECLI:NL:HR:2022:807.)
2.3.3
Op grond van artikel 14c lid 3, aanhef en onder b, Sr is aan het stellen van een bijzondere voorwaarde van rechtswege onder meer de voorwaarde verbonden dat de veroordeelde medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c lid 6 Sr. Daarnaast voorziet artikel 6:3:14 Sv in voorschriften en bevoegdheden in verband met het toezicht op de naleving van aan een voorwaardelijke veroordeling verbonden voorwaarden. Deze regelingen staan er niet aan in de weg dat – voor zover dat, gelet op de mogelijkheden die de zojuist genoemde wettelijke bepalingen al bieden, aangewezen is – een gedragsvoorwaarde wordt gesteld die een gedraging van de veroordeelde betreft en die ertoe strekt het toezicht op (een) andere door de rechter op grond van artikel 14c lid 2 Sr gestelde bijzondere voorwaarde(n) mogelijk te maken of te bevorderen. Ook hierbij geldt dat het moet gaan om een voldoende precies geformuleerd gedragsvoorschrift. Dat gedragsvoorschrift mag niet verder strekken dan voor het toezicht op de naleving van de andere bijzondere voorwaarde(n) noodzakelijk is. (Vgl. HR 28 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1403). Bij het stellen van zo’n gedragsvoorwaarde moet zijn gewaarborgd dat het toezicht niet leidt tot een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde. Daarbij komt betekenis toe aan de vraag met welke frequentie en hoe de controles van de gegevensdragers mogen worden uitgevoerd en welke (politie)functionarissen daarbij betrokken mogen zijn. (Vgl. HR 9 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:248).
2.4.1
Het hof heeft gedragsvoorwaarden gesteld die inhouden dat de verdachte zich onthoudt van het, op welke wijze dan ook, met een seksuele intentie communiceren met minderjarigen en van gedrag dat is gericht op het zich begeven in een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen of waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd. Daarnaast heeft het hof de onder 2.2.1 weergegeven bijzondere voorwaarde gesteld die ertoe strekt het toezicht op deze gedragsvoorwaarden mogelijk te maken door de verdachte te verplichten mee te werken aan onaangekondigde controles op zijn gegevensdragers.
2.4.2
Voor zover het cassatiemiddel klaagt dat het hof preciezer had moeten omschrijven tot “welke delen van de gegevensdragers” de reclassering haar controles moet beperken, miskent het dat zo’n beperking ten aanzien van alle mogelijke – op het moment van het stellen van de voorwaarde nog onbekende – gegevensdragers, in de weg zou staan aan een adequate controle op de naleving van de gestelde gedragsvoorwaarde.
Ook voor zover het cassatiemiddel klaagt dat het hof preciezer had moeten omschrijven “welke personen/instanties” de reclassering bij de controle mag betrekken, faalt het. De door het hof gestelde voorwaarde houdt in dat de reclassering voor de technische ondersteuning van de controle een politieambtenaar die deskundig is op digitaal gebied of een – tot geheimhouding verplichte – ‘externe’ deskundige op digitaal gebied kan meenemen. Deze voorwaarde is, ook in het licht van wat hiervoor onder 2.3.2 en 2.3.3 is overwogen, voldoende duidelijk.
De door het hof gestelde bijzondere voorwaarde voldoet ook voor het overige aan de eisen die voortvloeien uit het onder 2.3.2 en 2.3.3 weergegeven kader voor zover deze ertoe strekken te voorkomen dat bij de controles een meer dan beperkte inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte. In dat verband verdient opmerking dat het hier gaat om een aan de verdachte in het kader van zijn veroordeling opgelegde verplichting, die is beperkt tot de aan de voorwaardelijke veroordeling verbonden proeftijd en direct verband houdt met het tegengaan van met het bewezenverklaarde vergelijkbare gedragingen gedurende die proeftijd. Daarbij heeft het hof duidelijke beperkingen aangebracht in de frequentie en de duur van de onaangekondigde controles. Daarnaast heeft het bepaald dat de controle er niet toe strekt een min of meer volledig beeld te krijgen van het persoonlijke leven van de verdachte en dat daarbij de persoonlijke levenssfeer van de verdachte zoveel mogelijk wordt geëerbiedigd. Mede in verband hiermee heeft het hof bepaald dat de controle uitsluitend is gericht op de vraag of de verdachte – overeenkomstig de gestelde gedragsvoorwaarden – kinderpornografisch materiaal vermijdt.
In dat verband verdient opmerking dat aan het waarborgen dat bij de controles niet een meer dan beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde wordt gemaakt, kan bijdragen dat (wordt voorgeschreven dat) de controles – voor zover mogelijk – geautomatiseerd worden gedaan met behulp van een technisch hulpmiddel en dat uit een schriftelijke verslaglegging van de uitkomst van de controles ook de inrichting en de omvang daarvan kunnen blijken.
2.5
Het cassatiemiddel faalt.

3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat in de cassatiefase de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) is overschreden omdat de stukken te laat door het hof zijn ingezonden.
3.2
Het cassatiemiddel is gegrond. Bovendien doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de opgelegde taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
- vermindert het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat de taakstraf 228 uren beloopt, subsidiair 114 dagen hechtenis;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en R. Kuiper, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 februari 2025.