Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
De gestelde vordering ten aanzien van de maatschappen
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.Beoordeling van het middel
5.Beslissing
18 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van twee maatschappen voor de uittredingsvergoeding van Mocomar B.V., die in 1999 uit de maatschappen is getreden. De Hoge Raad heeft op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in cassatie, waarbij de maatschappen niet-ontvankelijk zijn verklaard voor zover het beroep gericht was tegen bepaalde oordelen van de rechtbank. De maatschappen hebben in cassatie geklaagd over de verhaalsaansprakelijkheid voor de vorderingen van Mocomar op de 1999-maten, die zijn vastgesteld door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het hof had geoordeeld dat de maatschappen uit overeenkomst aansprakelijk zijn voor de voldoening van het onbetaald gebleven gedeelte van de vorderingen van Mocomar. De Hoge Raad bevestigde dat de (resterende) schuld van de 1999-maten aan Mocomar als gemeenschapsschuld kwalificeert, en dat de uittredingsvergoeding kan worden verhaald op het afgescheiden vermogen van de maatschappen. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep voor het overige en veroordeelt de maatschappen in de kosten van het geding in cassatie.