Uitspraak
1.Procesverloop
De advocaat van [eiseres] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
18 juli 2025.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiseres, die betrokken was bij een overval op de juwelierswinkel van de verweerder, had in eerste instantie een gevangenisstraf gekregen wegens medeplichtigheid aan de overval. De verweerder, die als benadeelde partij € 2.261,-- aan immateriële schade had gevorderd, zag zijn vordering in eerste instantie afgewezen door de rechtbank op grond van onvoldoende stelplicht. Na het intrekken van het hoger beroep door de eiseres, ging de verweerder in hoger beroep tegen de afwijzing van zijn schadevergoeding. Het gerechtshof heeft de afwijzing vernietigd en de eiseres veroordeeld tot betaling van zowel immateriële als materiële schade. De Hoge Raad heeft in cassatie de vraag behandeld of het hof had moeten besluiten tot een mondelinge behandeling, waarbij het middel aanvoert dat de behandeling in de strafprocedure niet volwaardig was. De Hoge Raad oordeelt dat de procedure voldoet aan de eisen van een goede procesorde en dat de rechter niet ambtshalve een mondelinge behandeling hoeft te gelasten. De Hoge Raad verwerpt het cassatieberoep en legt de kosten van het geding op aan de eiseres.