ECLI:NL:HR:2025:1030

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 juli 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
24/02905
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over geheimhoudersgegevens en vernietiging in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 juli 2025 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de kennisneming en het gebruik van geheimhoudersgegevens. De zaak betreft een beklag ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door twee advocaten tegen de kennisneming van correspondentie met hun cliënt, die door het Openbaar Ministerie was verkregen. De rechtbank Rotterdam had het beklag gegrond verklaard, maar het Openbaar Ministerie ging in cassatie. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere uitspraken en oordeelt dat de rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het uitgrijzen van geheimhoudersgegevens niet gelijkgesteld kan worden aan vernietigen. De Hoge Raad benadrukt dat uitgrijzen niet betekent dat de gegevens niet meer kenbaar zijn en dat de waarborgen die door het Openbaar Ministerie zijn genoemd, niet voldoende zijn om te waarborgen dat de gegevens geen deel uitmaken van het procesdossier. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de rechtbank en wijst de zaak terug voor herbehandeling. Deze uitspraak heeft implicaties voor de omgang met geheimhoudersinformatie in strafzaken, vooral met betrekking tot de waarborgen die moeten worden getroffen om de geheimhouding te waarborgen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer24/02905 Bv
Datum1 juli 2025
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 15 maart 2024, nummers RK 22/022309 en RK 22/022310, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klager 1]
en
[klager 2] ,
hierna: de klagers.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door het openbaar ministerie. Het heeft bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. Nadien heeft het openbaar ministerie een nadere schriftelijke toelichting gegeven op deze schriftuur.
De advocaat-generaal M.E. van Wees heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot terugwijzing van de zaak naar de rechtbank Rotterdam, teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De klagers en de raadsman van de klagers, J.P.T.G. van den Uithoorn, hebben daarop schriftelijk gereageerd.

2.Procesverloop in feitelijke aanleg en beschikking van de rechtbank

2.1
Het beklag van de klagers richt zich tegen de kennisneming en het gebruik van gegevens, namelijk correspondentie tussen de klagers in hun hoedanigheid als advocaat en de verdachte [verdachte] (opgenomen in het ‘dossier [...] ’). Deze gegevens zijn na vordering van de officier van justitie verstrekt door [A] B.V. Verder houdt het klaagschrift het verzoek in dat die gegevens worden vernietigd. Aan het beklag ligt ten grondslag dat de correspondentie valt onder het verschoningsrecht van de klagers.
2.2
Het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer op 23 november 2023 houdt onder meer in:
“De voorzitter vraagt aan de officieren van justitie of het klopt dat uitgegrijsde stukken weer toegankelijk kunnen worden gemaakt.
De [Officier van Justitie] antwoordt:
dat klopt. Uitgegrijsde stukken kunnen worden ontgrijsd. De verbalisanten die aan het opsporingsonderzoek zijn verbonden kunnen uitgegrijsde stukken niet ontgrijzen, maar alleen verbalisanten met een speciale autorisatie en die zijn niet aan het opsporingsonderzoek verbonden. Inmiddels zijn de regels intern nog verder aangescherpt. Het is een nieuw beleid waaraan het Openbaar Ministerie zich dient te houden. Er is nu een onherroepelijk rechterlijk oordeel nodig voordat gegevens kunnen worden ontgrijsd. Niet staat ter discussie dat het dossier [...] om geheimhoudersstukken gaat. Wij zijn uitgegaan van de mededeling van de verschoningsgerechtigden.
De voorzitter vraagt aan de officieren van justitie hoe het feitelijk in zijn werk gaat als er door de rechtbank toestemming wordt gegeven om bepaalde stukken te ontgrijzen.
De [Officier van Justitie] antwoordt:
de rechtbank zal de opdracht aan een officier van justitie geven dat te bewerkstelligen. De officier van justitie zal dan een medewerker geheimhouder opdracht geven de stukken te ontgrijzen. Ontgrijzen is niet makkelijk. Alleen medewerkers van de politie met een speciaal profiel kunnen gegevens ontgrijzen.
(...)
De voorzitter vraagt aan de officieren van justitie welke waarborgen er zijn bij het ontgrijzen van gegevens.
De [Officier van Justitie] antwoordt:
de waarborgen zitten in de autorisatie die nodig is om stukken te ontgrijzen. Daarnaast moet een medewerker geheimhouder indien hij een opdracht krijgt om stukken te ontgrijzen dit ook verbaliseren.
(...)
De [Officier van Justitie] voert het woord in toelichting en aanvulling op het schriftelijke standpunt overeenkomstig de door haar overgelegde notities, die aan dit proces-verbaal zijn gehecht en daarvan deel uitmaken (Bijlage I).
(...)
Mr. [klager 2] deelt mee:
je kan allerlei waarborgen op het systeem zetten om het ontgrijzen moeilijk te maken, maar bij het maken van een kopie worden alle uitgegrijsde stukken weer zichtbaar en als iedereen een kopie kan maken, dan zijn de waarborgen weinig waard.
De [Officier van Justitie] antwoordt:
rechercheurs kunnen geen kopie maken. Ze kunnen niet kopiëren uit FTK (de Hoge Raad begrijpt: Forensic Toolkit). Dat is technisch niet mogelijk. Alleen een digitale medewerker geheimhouding kan uitgegrijsde stukken weer toegankelijk maken.”
2.3
De onder 2.2 bedoelde schriftelijke notities van de officier van justitie houden onder meer in:
“De waarborgen omtrent het ontoegankelijk maken van gegevens zijn beschreven in het memo van de FIOD van 26 januari 2023, opgesteld met het oog op de eerdere raadkamer van 30 januari 2023, namelijk:
1. Het feit dat er door de FIOD tijdens het onderzoek gewerkt wordt met digitale profielen met beperking van rechten;
2. Door te werken met logging;
3. Het verbaliseren van handelingen die betrekking hebben op ontgrijzen en uitgrijzen;
4. Doordat ontgrijzen alleen maar kan na een voorafgaand oordeel van een (geheimhouders)officier van justitie of een rechter(-commissaris). Inmiddels heeft het OM naar aanleiding van de uitspraak van het Gerechtshof Den Bosch van 2 mei 2023, de mogelijkheid tot ontgrijzen verder aangescherpt, in die zin dat dit alleen nog mogelijk is na een onherroepelijk 5. rechterlijk oordeel.
Door het voorschrijven van aanvullende toestemming van de FIOD directeur opsporing.”
2.4
De in de schriftelijke notities van de officier van justitie bedoelde memo van de FIOD van 26 januari 2023 bevindt zich bij de stukken en houdt in:
“Inhoudsindicatie
Deze memo geeft uitleg over waarborgen:
1. dat personen die bij opsporingsonderzoek [...] zijn betrokken op geen enkele wijze toegang kunnen krijgen tot ‘uitgegrijsde’ gegevens;
2. wie, op welke wijze en onder welke omstandigheden eenmaal uitgegrijsde gegevens opnieuw toegankelijk kunnen maken (zgn ‘ontgrijzing’).
Kortweg kan de FIOD de volgende waarborgen noemen, namelijk:
a. door gebruik te maken van digitale profielen met beperking van rechten zodat een Rechercheur gegevens kan uitgrijzen en een Medewerker Geheimhouder enkel ter ondersteuning van een (geheimhouders)officier van justitie of een rechter(-commissaris) uitgegrijsde gegevens kan lezen alsmede gegevens kan uitgrijzen en ontgrijzen;
b. door het loggen van handelingen waaruit volgt wie wanneer zichzelf toegang heeft verleend tot een digitaal bestand;
c. door verbaliseren van handelingen die betrekking hebben op ontgrijzen en uitgrijzen;
d. door alleen via een voorafgaand oordeel van een (geheimhouders)officier van justitie of een rechter(-commissaris) gegevens te ontgrijzen.
e. door het voorschrijven van aanvullende toestemming van de FIOD directeur opsporing ter uitvoering van het oordeel van een (geheimhouders)officier van justitie of een rechter(-commissaris) om gegevens te ontgrijzen.
Een toelichting op de genoemde waarborgen volgt hieronder.
Ad A. Digitale profielen
Alvorens in te gaan op de digitale profielen met verleende rechten is het goed te benoemen dat er twee verschillende functiegroepen betrokken zijn bij ‘uitgrijzen’ en ‘ontgrijzen’ van mogelijk verschoningsrechtelijk materiaal.
Allereerst is dit de functiegroep ‘Rechercheur’ die deel uit maakt van een onderzoeksteam dat een bepaald strafrechtelijk onderzoek verricht. Deze functiegroep verricht een bepaald strafrechtelijk onderzoek en houdt zich bezig met het verzamelen van belastend en ontlastend bewijs. Gedurende dit onderzoek kan deze functiegroep stuiten op mogelijk verschoningsgerechtigd materiaal. Mocht daarvan sprake zijn dan maakt deze functiegroep het aangetroffen materiaal ontoegankelijk door de gegevens als ‘privileged’ te labelen (uitgrijzen).
Daarnaast bestaat de functiegroep ‘Medewerker Geheimhouders’. Dit zijn aangewezen FIOD medewerkers die worden gekoppeld aan een strafrechtelijk onderzoek en geen deel uitmaken van het betreffende onderzoeksteam dat het strafrechtelijk onderzoek verricht. Gedurende het onderzoek kan deze Medewerker Geheimhouder bijstand verlenen aan een (geheimhouders)officier van justitie of een rechter(-commissaris), nadat deze (geheimhouders)officier van justitie of rechter(-commissaris) hiertoe nadrukkelijk opdracht heeft gegeven. Deze ondersteuning kan zich uiten in een opdracht tot (aanvullend) uitgrijzen van mogelijk verschoningsgerechtigd materiaal of bijstand verlenen in (steeksproefsgewijs) onderzoek doen aan reeds uitgegrijsd mogelijk verschoningsgerechtigd materiaal. Bovengenoemde uiteenzetting van werkzaamheden van beide functiegroepen is van belang in relatie tot de bestaande digitale functieprofielen met verleende rechten tot uitgrijzen en ontgrijzen.
Uitgrijzen (alsook ontgrijzen) is een administratieve
Role-based access control (RBAC)aangelegenheid. Kortweg is RBAC een methode waarmee gebruikers wel of niet worden geautoriseerd om gegevens te kunnen uitgrijzen en ontgrijzen alsmede of deze ‘uitgegrijsde’ gegevens kunnen worden gelezen binnen een bepaald onderzoek. Dit betekent dat als een digitaal gebruikersprofiel geen toegang geeft tot uitgegrijsde gegevens, de medewerker met dit digitale gebruikersprofiel deze gegevens niet kan raadplegen.
Verder is van belang te weten dat doorgaans alle veiliggestelde data in een strafrechtelijk onderzoek wordt ingeladen in Ad Lab (alias Forensic Toolkit, FTK) of Hansken om deze data te kunnen doorzoeken. Onderhavige memo beperkt zich tot de waarborgen binnen het softwarepakket Ad Lab nu dit softwarepakket is gehanteerd binnen het onderzoek Martinique alsmede dat dit softwarepakket op grote schaal binnen de FIOD wordt gebruikt.
Binnen Ad Lab worden twee verschillende digitale profielen met (beperkte) rechten binnen een bepaald strafrechtelijk onderzoek verleend, namelijk
a. een digitaal profiel Rechercheur welk in een bepaald onderzoek wordt gekoppeld aan een Rechercheur van het betreffende onderzoeksteam, of
b. een digitaal profiel Medewerker Geheimhouders, welk in een bepaald onderzoek wordt gekoppeld aan een Medewerker Geheimhouder.
Team Functioneel beheer (die zorgt voor de functioneel, technische inrichting binnen de FIOD) verleent bovengenoemde digitale profielen aan FIOD medewerkers op verzoek van een projectleider binnen een betreffend onderzoek. Alleen FIOD-medewerkers die een digitaal profiel is toegekend in een bepaald onderzoek hebben toegang tot de onderzoeksgegevens van dat onderzoek.
Ad a. Digitaal profiel Rechercheur
Dit profiel geeft beschikking over de navolgende rechten in Ad Lab binnen een bepaald strafrechtelijk onderzoek waartoe de gebruiker als deelnemer van het onderzoeksteam is verbonden:
- toegang tot de ingeladen data;
- autorisatie om de ingeladen data te doorzoeken en daarbij te labelen op (belastend of ontlastend) bewijs;
- autorisatie om ingeladen data die mogelijk wordt geraakt door verschoningsrecht te labelen als ‘privileged’ (zgn ‘uitgrijzen’), waardoor deze gegevens per direct ontoegankelijk zijn voor alle leden binnen het onderzoeksteam.
Ad b. Digitaal profiel Medewerker Geheimhouders
Dit profiel geeft beschikking over de navolgende rechten (in aanvulling op het bestaande profiel digitale profiel Rechercheur) binnen Ad Lab om ondersteuning te kunnen verlenen aan een (geheimhouders)officier van justitie of een rechter(- commissaris):
- autorisatie tot lezen van ontoegankelijk gemaakte (uitgegrijsde) gegevens;
- autorisatie om ontoegankelijk gemaakte (uitgegrijsde) data weer toegankelijk te maken (zgn ‘ontgrijzing’).
Ad B. Logbestanden
Ad Lab is voorzien van logbestanden. Deze logbestanden kunnen worden gebruikt om gebeurtenissen van processen bij te houden. Tot op heden staan deze mogelijkheden van het loggen van handelingen uit. Het bijhouden van deze logbestanden kan de prestaties van Ad Lab op nadelige wijze beïnvloeden. Uiteraard is de FIOD bereid te onderzoeken of beschikbare logbestanden kunnen worden aangezet om op deze wijze de waarborgen bij het uitgrijzen en ontgrijzen te vergroten.
Ad C. Verbaliseren
Binnen de FIOD wordt aangestuurd op vastlegging van verrichte handelingen tot uitgrijzen en ontgrijzen in een proces-verbaal.
In het onderzoek Martinique zijn handelingen van uitgrijzen uitgevoerd door een Medewerker Geheimhouder. Binnen dit onderzoek heeft ook een (niet bij onderzoeksteam betrokken) Medewerker van DIGI digitale ondersteuning aan de Medewerker Geheimhouder verleend. Van deze werkzaamheden zijn processen-verbaal opgemaakt.
Ad D. Oordeel (geheimhouders)officier van justitie of rechter(commissaris) bij ontgrijzen
In een eerder gewezen vonnis overwoog de voorzieningenrechter dat ‘uitgegrijsde’ gegevens niet meer kenbaar mochten worden gemaakt zonder voorafgaand en onherroepelijk rechterlijk oordeel (ECLI:NL:RBOBR:2022:1035). Hierop heeft de FIOD samen met het FP (de Hoge Raad begrijpt: functioneel parket) een Voorlopig Beleid Uitspraak Kort Geding Verschoningsrecht opgesteld, dat nog steeds van kracht is. Wel heeft het OM hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak; de zitting moet nog plaatsvinden.
Onderdeel van dit Voorlopig Beleid is dat de FIOD uitgegrijsde (digitale) gegevens waartoe door een (geheimhouders)officier van justitie een bevel tot vernietiging is gegeven zoals bedoeld in art. 126aa (en/of artikel 4 lid 2 van het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken) enkel is toegestaan te ontgrijzen na een voorafgaand onherroepelijk oordeel van een rechter(-commissaris). In situaties waarin geen bevel tot vernietiging als bedoeld in art. 126aa lid 2 Sv is gegeven, maar waarin wel (digitale) gegevens zijn uitgegrijsd (of anderszins ontoegankelijk zijn gemaakt) kan ontgrijzen daarvan slechts plaatsvinden in opdracht van een (geheimhouder)officier van justitie.
Ad E. Toestemming Directeur Opsporing FIOD bij ontgrijzen
Uit het eerder genoemde Voorlopig Beleid Uitspraak Kort Geding Verschoningsrecht volgt dat zodra sprake is van een oordeel van een (geheimhouders)officier van justitie of een rechter(-commissaris) dat ontoegankelijk gemaakte (uitgegrijsde) gegevens weer toegankelijk moeten worden gemaakt ook aanvullende toestemming moet komen van de Directeur Opsporing FIOD. Onder verwijzing naar dat oordeel kan een projectleider een aanvraag voor het ontgrijzen (kenbaar maken) van bepaalde gegevens per mail indienen bij de Directeur Opsporing.
Na ontvangst van een oordeel van een (geheimhouders)officier van justitie of een rechter(-commissaris) en aanvullende toestemming van de Directeur Opsporing FIOD kan een Medewerker Geheimhouder verzochte ontoegankelijk gemaakte (uitgegrijsde) gegevens weer kenbaar maken voor het onderzoeksteam.
Tot slot
De omgang met gegevens die mogelijk onder het verschoningsrecht vallen heeft in de loop der tijd een ontwikkeling doorgemaakt. Zo was vanaf 2014 de Handleiding ‘Verwerking Geheimhoudersinformatie Aangetroffen In Inbeslaggenomen Voorwerpen En In Digitale Bestanden’ zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg van rechercheofficieren in de kern leidend, maar beïnvloed en ingehaald door ontwikkelingen in de jurisprudentie.
Voor wat betreft het onderzoek Martinique is van belang te berichten dat in die periode van onderzoek de rechercheur ten aanzien van aangetroffen mogelijk verschoningsgerechtigd materiaal aan de medewerker geheimhouders vroeg dit materiaal uit te grijzen door deze te labelen als ‘privileged’.
Bovendien is van belang te berichten dat de in deze notitie beschreven onderdelen met betrekking tot de mogelijkheid van ontgrijzen (onder D en E) geldt sinds april 2022 vanwege de uitspraak in het kort geding op 22 maart 2022.”
2.5
De rechtbank heeft het beklag van de klagers gegrond verklaard. De beschikking van de rechtbank van 15 maart 2024 houdt onder meer in:
“Beoordeling
(...)
Niet in geding is dat het dossier [...] ziet op geheimhoudersstukken. Dat betekent dat die stukken moeten worden vernietigd zodat is verzekerd dat zij geen deel meer uitmaken van het onderzoeksdossier en daarop geen acht meer kan worden geslagen.
Kort gezegd stelt de officier van justitie dat met uitgrijzen van dossier [...] is voldaan aan vernietigen in de hiervoor bedoelde zin. Klagers stellen zich op het standpunt dat dat niet het geval is en dat dossier [...] dus alsnog daadwerkelijk moet worden vernietigd.
Voor het oordeel daarover is mede relevant dat uit artikel 5 van het Besluit bewaren en vernietigen van niet-gevoegde stukken, volgt dat als gegevens zijn opgeslagen op een gegevensdrager ook van vernietiging sprake is als door bewerking van de digitale voorziening die gegevens niet meer kenbaar zijn.
Uit de beantwoording van de vragen door [betrokkene 1] van het NFI begrijpt de rechtbank dat uitgrijzen inhoudt dat, via functies om specifieke sporen in de index te markeren, die sporen in de index niet meer gevonden kunnen worden. De sporen uit de brondata worden daarmee niet verwijderd. De sporen die leiden naar dossier [...] zijn op deze manier uitgegrijsd in de index, zodat het dossier niet meer gevonden kan worden. De rechtbank begrijpt daaruit dat de inhoud van dossier [...] zich nog wel in het bestand bevindt. Het is technisch mogelijk dat de uitgrijzing in de index weer ongedaan wordt gemaakt, het zogenaamde ontgrijzen. Dit gebeurt al automatisch als het containerbestand wordt losgekoppeld en opnieuw wordt ingeladen in een andere onderzoeksomgeving, zo blijkt ook uit de beantwoording van de vragen.
De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat uitgrijzen niet gelijk gesteld kan worden aan vernietigen of onkenbaar maken. Het is immers niet zo dat de onder het verschoningsrecht vallende gegevens geen deel meer uitmaken van het onderzoeksdossier en niet meer kunnen worden ingezien. Zij bevinden zich nog wel in het onderzoeksdossier en de beveiliging die tegen kennisneming daarvan in de index is aangebracht – het uitgrijzen – kan ongedaan worden gemaakt. De waarborgen die door de officier van justitie zijn genoemd, die moeten bewerkstelligen dat daarvan toch geen kennis wordt genomen, kort gezegd ontgrijzen alleen nog met toestemming van de rechter-commissaris, ontgrijzen alleen met een speciale autorisatie, login (de Hoge Raad begrijpt: loggen) gebruik waarmee achteraf kan worden nagegaan of is ontgrijsd en ingezien, maakt dat niet anders. Daarmee komt uitgrijzen niet op één lijn met vernietigen of onkenbaar maken.
Dit leidt tot de conclusie dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard en de officieren van justitie er zorg voor moeten dragen dat het dossier [...] alsnog wordt vernietigd in de zin dat de inhoud niet meer kenbaar is, geen deel meer uitmaakt van het onderzoeksdossier en daarop geen acht meer kan worden geslagen. Daarbij wijst de rechtbank er op dat het NFI daartoe technische mogelijkheden aangeeft.”

3.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt over de gegrondverklaring van het beklag en in het bijzonder over het oordeel van de rechtbank dat het uitgrijzen van geheimhoudersgegevens in deze zaak niet gelijkgesteld kan worden aan het vernietigen daarvan.
3.2.1
Van vernietiging van geheimhoudersgegevens is ook sprake als die gegevens niet meer kenbaar zijn door bewerking van de gegevensdrager of de digitale voorziening waarmee de gegevens raadpleegbaar zijn, waarbij de gekozen werkwijze zo moet zijn ingericht dat is verzekerd dat die gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen.
3.2.2
Om in een voorkomend geval rechterlijke controle mogelijk te maken op de manier van vernietiging in het licht van het onder 3.2.1 vermelde vereiste, moet van de vernietiging voldoende nauwkeurig verslag worden gedaan in een proces-verbaal. In het bijzonder moet in het proces-verbaal inzicht worden gegeven in de manier waarop is gewaarborgd dat personen die op enigerlei wijze bij het opsporingsonderzoek betrokken (zullen) zijn op geen enkele wijze toegang kunnen krijgen tot de betreffende gegevens.
3.2.3.
Als bij die vernietiging gebruik wordt gemaakt van technische voorzieningen, moeten deze zo zijn ingericht dat kan worden nagegaan of is voldaan aan het onder 3.2.1 bedoelde vereiste dat de gegevens niet meer kenbaar zijn, bijvoorbeeld door middel van een geautomatiseerde registratie waarbij wordt bijgehouden welke handelingen binnen het systeem hebben plaatsgevonden en door wie deze zijn verricht. (Vgl. HR 20 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1257, HR 12 maart 2024, ECLI:NL:HR:2024:375, rechtsoverweging 6.7.2 en HR 15 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:578, rechtsoverwegingen 3.4.1-3.4.3.)
3.3
Aan het oordeel van de rechtbank dat het uitgrijzen van de geheimhoudersgegevens in deze zaak niet gelijkgesteld kan worden aan het vernietigen daarvan heeft zij in de kern ten grondslag gelegd dat deze gegevens zich nog in het onderzoeksdossier bevinden, dat de beveiliging die tegen kennisneming daarvan is aangebracht – het uitgrijzen – ongedaan kan worden gemaakt en dat de waarborgen die de officier van justitie heeft genoemd dat niet anders maken.
3.4.1
Het oordeel van de rechtbank is niet toereikend gemotiveerd. In het licht van de waarborgen die zijn beschreven in de onder 2.4 weergegeven memo van de FIOD, die onder meer – kort gezegd – inhouden dat (i) gebruik wordt gemaakt van digitale profielen waardoor leden van het onderzoeksteam uitgegrijsde gegevens niet kunnen ontgrijzen, (ii) handelingen die betrekking hebben op uitgrijzen en ontgrijzen worden geverbaliseerd en (iii) het ontgrijzen alleen plaatsvindt na een onherroepelijk oordeel van een (geheimhouders)officier van justitie of – als een bevel tot vernietiging als bedoeld in artikel 126aa lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is gegeven – van een rechter en na aanvullende toestemming van de FIOD directeur opsporing, behoeft immers nadere motivering waarom niet is voldaan aan de onder 3.2.1 genoemde vereisten dat de uitgegrijsde gegevens niet meer kenbaar zijn en dat is verzekerd dat die gegevens geen deel uitmaken van de processtukken en dat daarop in het verdere verloop van het strafproces geen acht wordt geslagen.
3.4.2
Dat wordt niet anders doordat de rechtbank heeft overwogen dat ontgrijzen automatisch gebeurt als het containerbestand wordt losgekoppeld en opnieuw wordt ingeladen in een andere onderzoeksomgeving, nu de rechtbank geen vaststellingen heeft gedaan over de vraag welke (al dan niet bij het opsporingsonderzoek betrokken) personen deze handelingen kunnen verrichten. Hierbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat de officier van justitie bij de behandeling in raadkamer van 23 november 2023 – in reactie op de opmerking van één van de klagers dat bij het maken van een kopie alle uitgegrijsde stukken weer zichtbaar worden – heeft gesteld dat de rechercheurs niet uit Forensic Toolkit kunnen kopiëren en dat alleen een digitale medewerker geheimhouding uitgegrijsde gegevens weer toegankelijk kan maken.
3.5
Het cassatiemiddel slaagt.

4.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

Het cassatiemiddel is, zo volgt uit de nadere toelichting op de schriftuur, voorgesteld onder de voorwaarde dat de Hoge Raad bij de beoordeling van het eerste cassatiemiddel geen acht slaat op de inhoud van de onder 2.4 weergegeven memo van de FIOD. Nu die voorwaarde niet is vervuld, kan het tweede cassatiemiddel buiten bespreking blijven.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- wijst de zaak terug naar de rechtbank Rotterdam, opdat de zaak opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 juli 2025.