Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
Overeenstemming over de zorgregeling
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
28 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de moeder van twee minderjarige kinderen. De moeder had in hoger beroep verzocht om een zorgregeling vast te stellen, maar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden had haar niet-ontvankelijk verklaard. De moeder en de vader, die gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen, hadden tijdens een eerdere zitting overeenstemming bereikt over een zorgregeling, maar de moeder stelde dat deze regeling niet werkte en dat de vader zich niet aan de afspraken hield. De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat de moeder geen belang had bij haar hoger beroep, aangezien zij wel degelijk wijziging van de zorgregeling kon verzoeken. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de mogelijkheid voor partijen om in hoger beroep te verzoeken om wijziging van een zorgregeling, ook als eerder een beschikking is toegewezen.