Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
25 juni 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 juni 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het gerechtshof Den Haag van 28 juni 2022. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door de advocaten R. van Leusden en D.J.M. Dammers. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot drugstransporten en deelname aan een criminele organisatie. De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen beoordeeld, maar kwam tot de conclusie dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. Dit oordeel werd gegeven zonder verdere motivering, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De advocaat-generaal B.F. Keulen had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgde deze conclusie. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep wordt verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het hof in stand blijft.