Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
31 mei 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 mei 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Solidiam N.V. en de gezamenlijke erfgenamen van een erflater. Het geschil betreft de vraag wie als geldnemer kan worden aangemerkt in het kader van een geldlening. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder zijn arrest van 29 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1615, en een arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 maart 2023. Solidiam heeft beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, waarin de erven van de erflater een verweerschrift hebben ingediend. De zaak is toegelicht door de advocaten van beide partijen, waarbij ook H.A.A. Essebai de erven vertegenwoordigde.
De Hoge Raad heeft de klachten van Solidiam over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst was dat deze klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven voor zijn oordeel, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
In zijn beslissing heeft de Hoge Raad het beroep van Solidiam verworpen en de kosten van het geding in cassatie aan Solidiam opgelegd, begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan.