ECLI:NL:HR:2024:627
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vennootschapsbelastingplicht van indirect overheidsbedrijf dat water zuivert en energie opwekt
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de vennootschapsbelastingplicht van [X] B.V., een indirect overheidsbedrijf dat zich bezighoudt met afvalwaterzuivering en energieproductie. De Staatssecretaris van Financiën had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die op 20 juli 2021 had geoordeeld dat [X] B.V. niet belastingplichtig was voor de vennootschapsbelasting over de jaren 2012 en 2013. Het Hof had vastgesteld dat de aandelen van [X] B.V. middellijk werden gehouden door Nederlandse publiekrechtelijke rechtspersonen, en dat de productie van elektriciteit door [X] B.V. voornamelijk voor eigen gebruik was, zonder dat er sprake was van winstbejag.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat [X] B.V. niet onder de vennootschapsbelastingplicht viel, omdat de voorwaarden voor belastingplicht niet van toepassing waren. De Hoge Raad oordeelde dat de woorden "een rechtspersoon, aan wie een distributiebedrijf toebehoort" in de relevante wetgeving alleen betrekking hebben op rechtspersonen die zelf een distributiebedrijf uitoefenen. Aangezien grootmoeder 2, de houdstermaatschappij, geen activiteiten op het gebied van energiedistributie verrichtte, was [X] B.V. niet belastingplichtig.
Daarnaast oordeelde de Hoge Raad dat de productie van elektriciteit door [X] B.V. niet als nijverheidsbedrijf kon worden aangemerkt, omdat de elektriciteit voornamelijk voor eigen gebruik werd geproduceerd en er geen concurrentie met derden plaatsvond. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris tot vergoeding van de proceskosten van [X] B.V. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de belastingplicht van indirecte overheidslichamen die energie opwekken.