De volgende wettelijke bepalingen zijn van belang.
- Artikel 9 lid 2 Sr:
“Ten aanzien van misdrijven die worden bedreigd met een vrijheidsstraf of een geldboete of ten aanzien van overtredingen die worden bedreigd met een vrijheidsstraf kan, behoudens in bij de wet bepaalde gevallen, in plaats daarvan een taakstraf worden opgelegd.”
- Artikel 22c leden 1 en 2 Sr:
“1. Een taakstraf bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid. Het vonnis dan wel de strafbeschikking vermeldt het aantal uren dat de straf zal duren. Het vonnis dan wel de strafbeschikking kan de aard van de te verrichten werkzaamheden vermelden.
2. De taakstraf duurt ten hoogste tweehonderdenveertig uren.”
- Artikel 22d leden 1 en 3 Sr:
“1. In het vonnis waarbij taakstraf wordt opgelegd, beveelt de rechter, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast.
3. De vervangende hechtenis beloopt ten minste één dag en ten hoogste vier maanden. Voor elke twee uren van de taakstraf wordt niet meer dan één dag opgelegd.”
- Artikel 23 Sr, zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding op 16 oktober 1978 van de Wet van 8 september 1976, houdende herziening van de bepalingen van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering betreffende de tenuitvoerlegging van vermogensstraffen (hierna: Wet herziening tenuitvoerlegging vermogensstraffen):
“[1] Het bedrag der geldboete is ten minste vijftig cents.
(...)
[4] Voor zoover ook verhaal achterwege blijft, wordt de noch betaalde, noch verhaalde boete of het noch betaalde, noch verhaalde gedeelte vervangen door hechtenis.
[5] De duur der vervangende hechtenis is ten minste een dag en ten hoogste zes maanden.
[6] Het maximum, in het voorgaande lid genoemd, mag met een derde worden overschreden in de gevallen, waarin wegens samenloop, herhaling of het bepaalde bij artikel 44 het maximum van de geldboete wordt verhoogd.
[7] De duur van de vervangende straf wordt in de rechterlijke uitspraak bepaald voor het geval, dat de geldboete in haar geheel door vrijheidsstraf moet worden vervangen. (...)”
- Artikel 24c leden 1 en 3 Sr:
“1. Bij de uitspraak waarbij geldboete wordt opgelegd, beveelt de rechter voor het geval dat noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast. Indien de veroordeelde een rechtspersoon is, blijft dit bevel achterwege. Artikel 51, laatste lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De vervangende hechtenis beloopt ten minste één dag en ten hoogste een jaar. Voor elke volle € 25 van de geldboete wordt niet meer dan één dag opgelegd.”
- Artikel 57 Sr:
“1. Bij samenloop van feiten die als op zichzelf staande handelingen moeten worden beschouwd en meer dan één misdrijf opleveren waarop gelijksoortige hoofdstraffen zijn gesteld, wordt één straf opgelegd.
2. Het maximum van deze straf is het totaal van de hoogste straffen op de feiten gesteld, doch - voor zover het gevangenisstraf of hechtenis betreft - niet meer dan een derde boven het hoogste maximum.”
- Artikel 60, aanhef en onder 3° Sr:
“In de gevallen van de artikelen 57 en 58 gelden ten aanzien van bijkomende straffen de volgende bepalingen:
3°. de straffen van verbeurdverklaring van bepaalde voorwerpen worden voor elk misdrijf afzonderlijk en zonder vermindering opgelegd; de vervangende vrijheidsstraffen mogen gezamenlijk het maximum, bepaald in artikel 24c, derde lid, niet overschrijden.”
- Artikel 60a Sr:
“Bij samenloop op de wijze in de artikelen 57 en 58 bedoeld, geldt voor de maatregel genoemd in artikel 36f dat de vervangende vrijheidsstraffen gezamenlijk het maximum, bepaald in artikel 24c, derde lid, niet mogen overschrijden.”
- Artikel 62 leden 1 en 2 Sr, zoals dat luidde vóór de inwerkingtreding op 16 oktober 1978 van de Wet herziening tenuitvoerlegging vermogensstraffen:
“[1] Bij samenloop op de wijze in de artikelen 57 en 58 bedoeld, hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling, wordt voor elke overtreding zonder vermindering straf opgelegd.
[2] De vervangende vrijheidsstraffen mogen voor de misdrijven en overtredingen of voor de overtredingen gezamenlijk het maximum, bepaald in het vijfde lid van artikel 23, met niet meer dan een derde te boven gaan.”
- Artikel 62 Sr, zoals dat nu luidt:
“1. Bij samenloop op de wijze in de artikelen 57 en 58 bedoeld, hetzij van overtredingen met misdrijven, hetzij van overtredingen onderling, wordt voor elke overtreding zonder vermindering straf opgelegd.
2. De vervangende vrijheidsstraffen mogen voor de misdrijven en overtredingen of voor de overtredingen gezamenlijk het maximum, bepaald in artikel 24c, derde lid, niet overschrijden.”
- Artikel 6:3:1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv):
“1. De termijn binnen welke de taakstraf moet worden voltooid bedraagt achttien maanden na het onherroepelijk worden van het vonnis dan wel negen maanden na het onherroepelijk worden van de strafbeschikking.
2. De termijn binnen welke de taakstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.”