Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
9 april 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 4 maart 2022 was gewezen. De verdachte, geboren in 1972, was in hoger beroep veroordeeld voor het aanwezig hebben van hennep en deelname aan een criminele organisatie met het oogmerk de Opiumwet te overtreden. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat H. Bakker, heeft cassatiemiddelen ingediend, waarbij zij zich richtte op de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen en de bewijsvoering van de deelname aan de criminele organisatie. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de ingediende klachten beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, aangezien de klachten niet van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. Tevens heeft de Hoge Raad ambtshalve de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure vastgesteld, maar heeft besloten dat hieraan geen rechtsgevolg verbonden wordt. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand blijft.