ECLI:NL:HR:2024:554

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
23/00443
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid cassatieberoep en digitale procesvoering in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2024 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verdachte had op 7 februari 2023 cassatie ingesteld, maar de cassatieschriftuur was per post ingediend, terwijl volgens de nieuwe regels, die op 1 januari 2023 in werking zijn getreden, de schriftuur digitaal ingediend moest worden via het webportaal van de Hoge Raad. De advocaat van de verdachte, B.M.C.F. de Groen, had de gelegenheid gekregen om dit verzuim te herstellen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De Hoge Raad oordeelde dat de schriftuur in strijd was met artikel 432a van het Wetboek van Strafvordering en het Procesreglement van de Hoge Raad. Hierdoor kon de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling nemen en werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. Dit arrest benadrukt het belang van digitale procesvoering in strafzaken en de gevolgen van het niet naleven van de voorgeschreven procedures.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/00443
Datum9 april 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 27 januari 2023, nummer 20-000127-21, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is op 7 februari 2023 ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.M.C.F. de Groen, advocaat in Breda, bij een alleen per post ingediende schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

2.1
Het procesverloop in cassatie is weergegeven in de conclusie van de advocaat-generaal onder 2.1.
2.2
Voor de beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep zijn de volgende bepalingen van belang.
- Artikel 432a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), dat op 1 januari 2023 in werking is getreden:
“Tijdens het beroep in cassatie worden processtukken ingediend en berichten tussen de Hoge Raad, de procureur-generaal bij de Hoge Raad, het openbaar ministerie, de raadsman van de verdachte en de advocaat van een andere procespartij overgedragen met behulp van een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen elektronische voorziening, tenzij de wet of de Hoge Raad anders bepaalt. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over het gebruik van de elektronische voorziening.”
- Artikel 437 lid 2 Sv:
“De verdachte door of namens wie beroep in cassatie is ingesteld, is op straffe van niet-ontvankelijkheid verplicht binnen twee maanden nadat de in het eerste lid van artikel 435 bedoelde aanzegging is betekend, bij de Hoge Raad door zijn raadsman een schriftuur te doen indienen, houdende zijn middelen van cassatie.”
- Artikel 4.2.4 van het Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden:
“Indien en voor zover een procesdeelnemer ingevolge artikel 432a Sv in samenhang met de onder 4.2.2. bedoelde besluiten in een procedure bij de tweede meervoudige kamer van de Hoge Raad verplicht is digitaal te procederen, verricht hij alle proceshandelingen, waaronder het indienen van stukken en verzoeken, uitsluitend in het webportaal. (...)”
- Artikel 4.2.6 Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden:
“Verricht een (gemachtigde van een) procesdeelnemer die ingevolge wettelijk voorschrift verplicht is digitaal te procederen of die gebruik maakt van de mogelijkheid digitaal te procederen een proceshandeling niet in het webportaal maar op de voor procesdeelnemers die niet digitaal procederen voorgeschreven wijze, dan wordt de procesdeelnemer de gelegenheid geboden tot herstel van zijn verzuim van de in artikel 4.2.4, respectievelijk artikel 4.2.5. genoemde verplichting binnen een daartoe door de rolraadsheer gestelde termijn.”
- Artikel 4.3.3.1 Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden:
“Middelen van cassatie worden voorgesteld bij schriftuur.”
- Artikel 4.3.3.3 Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden:
“Indien een procesdeelnemer digitaal procedeert, geschiedt de indiening van de schriftuur door plaatsing in het webportaal. Wordt niet digitaal geprocedeerd, dan geschiedt de indiening van de schriftuur hetzij door inlevering bij de centrale balie, hetzij door verzending per post of koeriersdienst, hetzij door verzending via de fax (mits gevolgd door inlevering of verzending van het originele exemplaar). Een schriftuur die langs elektronische weg maar niet in het webportaal (bijvoorbeeld: per e-mail) is ingediend, wordt niet in behandeling genomen.”
2.3
In strafzaken waarin het cassatieberoep door de verdachte is ingesteld op of na 1 januari 2023 moet de cassatieschriftuur, behoudens enkele uitzonderingen die in deze zaak niet van toepassing zijn, door zijn raadsman worden ingediend door plaatsing in het webportaal van de Hoge Raad. De schriftuur is in deze zaak in strijd met artikel 432a Sv en artikel 4.2.4 en 4.3.3.3 Procesreglement Hoge Raad der Nederlanden door de raadsman niet ingediend door plaatsing in het webportaal. De raadsman is in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen maar daarvan is geen gebruik gemaakt.
2.4
De verdachte heeft dus niet op de voorgeschreven manier bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur met cassatiemiddelen doen indienen. Het gevolg daarvan is dat de Hoge Raad het beroep van de verdachte niet in behandeling kan nemen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en F. Posthumus, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 april 2024.