ECLI:NL:HR:2024:481
Hoge Raad
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen leden van de Hoge Raad in belastingzaak
In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen de leden van de Hoge Raad die betrokken zijn bij zijn cassatieprocedure in een belastingzaak. Het wrakingsverzoek is ingediend naar aanleiding van de aankondiging van de uitspraak in de zaak, waarbij verzoeker betoogt dat hij onvoldoende gelegenheid heeft gehad om zijn verweer te voeren. De Hoge Raad heeft op 22 maart 2024 het verzoek om wraking afgewezen. De procedure begon met een beroep in cassatie dat was ingeschreven onder nummer 22/00557. Verzoeker ontving op 8 februari 2024 bericht dat de uitspraak op 16 februari 2024 zou plaatsvinden, en dat deze zou worden gedaan door de raadsheren M.E. van Hilten, E.N. Punt, M.A. Fierstra, E.F. Faase en P.A.G.M. Cools. Op 14 februari 2024 diende verzoeker zijn wrakingsverzoek in, dat werd geregistreerd onder nummer 24/00663. De gewraakte raadsheren gaven aan niet in de wraking te berusten en af te zien van een hoorzitting. Verzoeker werd uitgenodigd om zijn verzoek mondeling toe te lichten, maar hij gaf aan niet in de gelegenheid te zijn om te verschijnen. De Hoge Raad heeft vervolgens de beoordeling van het wrakingsverzoek voortgezet zonder de mondelinge toelichting van verzoeker. De Hoge Raad oordeelde dat verzoeker onvoldoende feiten of omstandigheden heeft aangedragen die de vrees voor vooringenomenheid van de raadsheren objectief gerechtvaardigd zouden maken. De afwijzing van het wrakingsverzoek werd daarom bevestigd.