Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
Beoordeling van de cassatiemiddelen die namens de verdachte en de benadeelde partijen zijn voorgesteld
3.Beslissing
23 januari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 21 december 2022. De zaak betreft een vergismoord in Katendrecht, waarbij de verdachte is aangeklaagd voor (poging tot) moord, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en vernieling van eigendommen. De verdachte heeft cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, waarbij verschillende cassatiemiddelen zijn voorgesteld door zowel de verdachte als de benadeelde partijen.
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat het beroep van de verdachte wordt verworpen, en daarmee blijft de uitspraak van het gerechtshof in stand. Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.