ECLI:NL:HR:2024:43

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
22/00005
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Profijtontneming uit bedrijfsmatige hennepteelt en andere strafbare feiten met betrekking tot de duur van gijzeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een beslissing van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel uit bedrijfsmatige hennepteelt van 886 hennepplanten in de periode van 22 november 2016 tot en met 12 december 2016, evenals uit andere strafbare feiten. De betrokkene, geboren in 1961, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat de maximale duur van gijzeling had vastgesteld op 1.080 dagen. De advocaat-generaal D.J.C. Aben had geconcludeerd tot vernietiging van deze uitspraak, specifiek met betrekking tot de duur van de gijzeling.

De Hoge Raad oordeelde dat het cassatiemiddel slaagde, omdat het hof ten onrechte de totale duur van de gijzeling had bepaald op meer dan 1.080 dagen. De Hoge Raad besloot de zaak zelf af te doen en stelde de maximale duur van gijzeling vast op 982 dagen. Tevens werd in een samenhangende ontnemingszaak, genummerd 22/00007 P, de duur van gijzeling vastgesteld op 98 dagen. De Hoge Raad merkte op dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, was overschreden, maar dat er geen aanleiding was om hieraan verdere rechtsgevolgen te verbinden.

De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het hof, maar alleen voor zover het de duur van de gijzeling betrof, en verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/00005 P
Datum23 januari 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 20 december 2021, nummer 21-002292-17, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[betrokkene],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover het de duur van de gijzeling betreft, waarbij de Hoge Raad de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd, kan bepalen op 982 dagen.

2.Beoordeling van het cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt dat het hof de totale duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd in deze ontnemingszaak en in een andere ontnemingszaak, die allebei voortvloeien uit één strafzaak tegen de betrokkene, ten onrechte heeft bepaald op meer dan 1.080 dagen.
2.2
Het cassatiemiddel slaagt. De redenen daarvoor staan vermeld in het arrest dat de Hoge Raad vandaag heeft uitgesproken in de zaak 22/00007 P, ECLI:NL:HR:2024:42.
2.3
De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen en de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd, bepalen op 982 dagen. In de ontnemingszaak die bij de Hoge Raad in behandeling is onder nummer 22/00007 P zal de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd, worden bepaald op 98 dagen.

3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. In het licht van de beperkte mate van overschrijding van de redelijke termijn volstaat de Hoge Raad met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden, en is er geen aanleiding om aan dat oordeel enig ander rechtsgevolg te verbinden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1.080 dagen is bepaald;
- bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 982 dagen;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren T. Kooijmans en C.N. Dalebout, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 januari 2024.