ECLI:NL:HR:2024:419

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 maart 2024
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
23/02840
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard in belastingzaak betreffende onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 maart 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende, aangeduid als [X]. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juni 2023, met nummer BK-ARN 22/01082, die op zijn beurt weer voortvloeide uit een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 21/3606). De kwestie betrof een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Stichtse Vecht voor het jaar 2021.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en de klachten over de uitspraak van het Hof in overweging genomen. De procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om een advies uit te brengen. Na zorgvuldige overweging is de Hoge Raad tot de conclusie gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Daarom heeft de Hoge Raad besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 15 maart 2024, en het arrest is gewezen door vice-president J.A.R. van Eijsden, samen met de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer23/02840
Datum15 maart 2024
ARREST
in de zaak van
[X] (hierna: belanghebbende)
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 juni 2023, nr. BK-ARN 22/01082 [1] , op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland (nr. UTR 21/3606) betreffende een ten aanzien van belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Stichtse Vecht voor het jaar 2021.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het Hof beoordeeld. De procureur-generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.R. van Eijsden als voorzitter, en de raadsheren J. Wortel en A.E.H. van der Voort Maarschalk, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 15 maart 2024.