Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
5 maart 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de rechtbank Noord-Holland. De zaak betreft de onttrekking aan het verkeer van twee dure personenauto’s, een Bentley en een Mercedes, die in beslag zijn genomen op verdenking van witwassen. De klaagster, een leasemaatschappij, had de auto’s gefinancierd en stelde dat de rechtbank onvoldoende bewijs had geleverd voor de conclusie dat er sprake was van witwassen. De rechtbank had vastgesteld dat de maandelijkse leasetermijnen voor de auto’s werden betaald vanaf een bankrekening op naam van de beslagene, en dat het Financial Intelligence Team had geconcludeerd dat het voor de beslagene onmogelijk was om de auto’s te financieren op basis van haar beschikbare inkomen. De rechtbank oordeelde dat de auto’s vatbaar waren voor onttrekking aan het verkeer, maar de Hoge Raad oordeelde dat de vaststellingen van de rechtbank niet toereikend waren om te concluderen dat er daadwerkelijk witwassen had plaatsgevonden. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees de zaak terug voor herbeoordeling.