ECLI:NL:HR:2024:30

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
22/01227
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank bij klaagschrift inzake beslag op personenauto

In deze zaak gaat het om een klaagschrift dat is ingediend door de klaagster, die verzoekt om teruggave van een personenauto die op 3 juli 2021 onder een derde is inbeslaggenomen. De rechtbank Oost-Brabant heeft het klaagschrift op 18 maart 2022 ongegrond verklaard. De klaagster heeft vervolgens cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft ambtshalve vastgesteld dat de personenauto bij vonnis van 13 december 2022 in de strafzaak tegen de derde is onttrokken aan het verkeer, en dat tegen dit vonnis geen hoger beroep is ingesteld, waardoor het onherroepelijk is geworden. De Hoge Raad oordeelt dat het klaagschrift, gezien de omstandigheden, moet worden opgevat als een klaagschrift als bedoeld in artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering. Aangezien de rechtbank niet bevoegd is om dit klaagschrift te behandelen, heeft de Hoge Raad besloten de zaak te verwijzen naar de rechtbank Oost-Brabant voor verdere afdoening. De beschikking van de rechtbank is vernietigd.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer22/01227 B
Datum16 januari 2024
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 18 maart 2022, nummer RK 21/016391, op een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend
door
[klaagster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
hierna: de klaagster.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze hebben R.J. Baumgardt en S. van den Akker, beiden advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal P.M. Frielink heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot bepaling dat de stukken ter verdere behandeling en afdoening zullen worden gezonden naar de rechtbank Oost-Brabant.

2.Ambtshalve beoordeling van de beschikking van de rechtbank

2.1
Bij een op 27 oktober 2021 ter griffie van de rechtbank Oost-Brabant ingediend klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is door de klaagster om teruggave verzocht van een op 3 juli 2021 onder [betrokkene] inbeslaggenomen personenauto. Daartoe is door de klaagster onder meer gesteld dat die personenauto haar toebehoort. De rechtbank heeft het klaagschrift bij beschikking van 18 maart 2022 ongegrond verklaard.
2.2
Uit door de advocaat-generaal ingewonnen inlichtingen bij de rechtbank Oost-Brabant, zoals vermeld in zijn conclusie onder 2.2, blijkt dat de personenauto waarvan de klaagster teruggave verzoekt bij vonnis van 13 december 2022 in de strafzaak tegen [betrokkene] is onttrokken aan het verkeer. Tegen dit vonnis is geen hoger beroep ingesteld, zodat dit onherroepelijk is.
2.3
Als het gerecht dat bevoegd is tot afdoening van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv constateert dat sinds de indiening daarvan de betreffende voorwerpen bij inmiddels uitvoerbare beslissing ten laste van een ander zijn verbeurdverklaard of onttrokken aan het verkeer, moet dit klaagschrift worden opgevat als een klaagschrift als bedoeld in artikel 552b Sv. Als dat gerecht – gelet op artikel 552b lid 2 Sv – niet bevoegd is tot behandeling van het zo opgevatte klaagschrift, moet het bepalen dat de griffier de stukken zendt naar het tot die behandeling wel bevoegde gerecht. (Vgl. HR 23 november 1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC9284.)
2.4
In dit geval is het vonnis met daarin de onttrekking aan het verkeer van de genoemde personenauto pas in de cassatiefase van de beklagzaak onherroepelijk geworden. Ook in die situatie moet het klaagschrift worden opgevat als een klaagschrift als bedoeld in artikel 552b Sv. De Hoge Raad zal met vernietiging van de beschikking van de rechtbank de zaak voor verdere afdoening en behandeling verwijzen naar het op grond van artikel 552b lid 2 Sv bevoegde gerecht.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank;
- bepaalt dat de stukken ter verdere behandeling en afdoening zullen worden gezonden naar de rechtbank Oost-Brabant.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren M. Kuijer en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 januari 2024.