Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 februari 2024.
Hoge Raad
In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat A.H.M. van den Steenhoven, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest, dat op 8 november 2022 werd gewezen, volgde op eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het hof zelf. De zaak betreft een erfdienstbaarheid en de vraag of er sprake is van ongeoorloofde belemmering en misbruik van bevoegdheid, zoals geregeld in de artikelen 5:48 en 3:13 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, en dat er geen noodzaak was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 2.555,--, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt. Dit arrest is uitgesproken op 9 februari 2024.