ECLI:NL:HR:2024:209

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
23/00467
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over erfdienstbaarheid en misbruik van bevoegdheid

In deze zaak hebben eisers, vertegenwoordigd door advocaat A.H.M. van den Steenhoven, cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest, dat op 8 november 2022 werd gewezen, volgde op eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het hof zelf. De zaak betreft een erfdienstbaarheid en de vraag of er sprake is van ongeoorloofde belemmering en misbruik van bevoegdheid, zoals geregeld in de artikelen 5:48 en 3:13 van het Burgerlijk Wetboek. De Hoge Raad heeft de klachten van eisers beoordeeld, maar deze niet gegrond bevonden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet konden leiden tot vernietiging van het arrest van het hof, en dat er geen noodzaak was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en eisers veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 2.555,--, vermeerderd met wettelijke rente indien niet tijdig voldaan wordt. Dit arrest is uitgesproken op 9 februari 2024.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/00467
Datum9 februari 2024
ARREST
In de zaak van
1. [eiser 1],
2. [eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
hierna gezamenlijk: [eisers],
advocaat: A.H.M. van den Steenhoven,
tegen
1. [verweerder 1],
2. [verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
hierna gezamenlijk: [verweerders],
advocaat: M.J. van Basten Batenburg.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak C/10/576227/HA ZA 19-561 van de rechtbank Rotterdam van 25 november 2020;
b. de arresten in de zaak 200.294.408/01 van het gerechtshof Den Haag van 8 juni 2021 en 8 november 2022.
[eisers] hebben tegen het arrest van het hof van 8 november 2022 beroep in cassatie ingesteld.
[verweerders] hebben een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.B. Rank-Berenschot strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerders] begroot op € 355,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eisers] deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren C.E. du Perron, als voorzitter, C.H. Sieburgh, A.E.B. ter Heide, F.R. Salomons en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.J.P. Lock op
9 februari 2024.