ECLI:NL:HR:2024:1911

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
23/05028
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over naheffing van pensioenpremies en rechtsverwerking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2024 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Stichting Pensioenfonds ABP tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Het hof had eerder op 26 september 2023 in een geschil over de naheffing van pensioenpremies en rechtsverwerking geoordeeld. ABP, vertegenwoordigd door advocaat A.H.M. van den Steenhoven, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen dit arrest. De verweerster, een B.V. vertegenwoordigd door advocaat H.J.W. Alt, heeft een verweerschrift ingediend.

De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk was om het cassatieberoep te verwerpen. De advocaat van ABP heeft schriftelijk op deze conclusie gereageerd, waarop de advocaat van de verweerster bezwaar heeft gemaakt. De Hoge Raad heeft dit bezwaar verworpen, omdat de reactie van ABP binnen de gestelde beperkingen viel.

Na beoordeling van de klachten over het arrest van het hof heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien de vragen die aan de orde waren niet van belang waren voor de eenheid of ontwikkeling van het recht. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en ABP veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen aan deze kosten is voldaan.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/05028
Datum20 december 2024
ARREST
In de zaak van
STICHTING PENSIOENFONDS ABP,
gevestigd te Heerlen,
EISERES tot cassatie,
hierna: ABP,
advocaat: A.H.M. van den Steenhoven,
tegen
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
hierna: [verweerster],
advocaat: H.J.W. Alt.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
a. het vonnis in de zaak 9238119 CV EXPL 21-2666 van de rechtbank Limburg van 30 maart 2023;
b. het arrest in de zaak 200.315.780/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 september 2023.
ABP heeft tegen het arrest van het hof beroep in cassatie ingesteld.
[verweerster] heeft een verweerschrift tot verwerping ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van ABP heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.
De advocaat van [verweerster] heeft bezwaar gemaakt tegen de reactie van ABP op de conclusie van de Advocaat-Generaal. De Hoge Raad verwerpt dit bezwaar, nu de reactie op de conclusie de aan dit processtuk gestelde beperkingen [1] niet te buiten gaat.

2.Beoordeling van het middel

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt ABP in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 7.115,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien ABP deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.V. Polak als voorzitter en de raadsheren F.J.P. Lock en K. Teuben, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
20 december 2024.

Voetnoten

1.Zie HR 9 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1066, rov. 2.4.2.