ECLI:NL:HR:2024:1910

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
23/02271
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van vergunninghouder voor uitbetaling prijzengeld bij online kansspelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Trigonon Group N.V. en Cyberluck Curaçao N.V. als eisers en Stichting Belangenbehartiging Gedupeerden Online Kansspelen (SBGOK) als verweerster. De zaak betreft de aansprakelijkheid van vergunninghouders voor het uitbetalen van prijzengeld aan spelers van online kansspelen. SBGOK, die de belangen van gedupeerden behartigt, vorderde betaling van 620.000 Turkse lira van Trigonon en Cyberluck, omdat een speler, [betrokkene 3], zijn gewonnen bedrag niet had ontvangen na deelname aan het online casino Bahsine, dat door Trigonon werd geëxploiteerd onder een sublicentie van Cyberluck. De Hoge Raad oordeelde dat Cyberluck als vergunninghouder een bijzondere zorgplicht heeft ten opzichte van de spelers en dat zij aansprakelijk is voor het niet uitbetalen van het prijzengeld. Het hof had eerder de vordering van SBGOK tegen Trigonon toegewezen, maar de vordering tegen Cyberluck afgewezen. De Hoge Raad vernietigde dit oordeel en oordeelde dat Cyberluck ook aansprakelijk is, omdat zij niet heeft gewaarborgd dat Trigonon zich hield aan de vergunningsvoorwaarden. De Hoge Raad verwerpt het beroep van Trigonon en Cyberluck en veroordeelt hen in de kosten van het geding.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer23/02271
Datum20 december 2024
ARREST
In de zaak van
1. TRIGONON GROUP N.V.,
gevestigd in Curaçao,
hierna: Trigonon,
2. CYBERLUCK CURAÇAO N.V.,
gevestigd in Curaçao,
hierna: Cyberluck,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het incidentele cassatieberoep,
hierna gezamenlijk: Trigonon c.s.,
advocaat: M.A.M. Wagemakers,
tegen
STICHTING BELANGENBEHARTIGING GEDUPEERDEN ONLINE KANSSPELEN,
gevestigd in Curaçao,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het incidentele cassatieberoep,
hierna: SBGOK,
advocaat: J. den Hoed.

1.Procesverloop

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar:
a. de vonnissen in de zaak CUR201902096 van het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 17 februari 2020,13 juli 2020, 7 december 2020 en 8 november 2021;
b. het vonnis in de zaak CUR201902096 - CUR2021H00364 van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 14 maart 2023 en 16 juni 2023 (herstelvonnis).
Trigonon c.s. hebben tegen het vonnis van het hof 14 maart 2023 beroep in cassatie ingesteld.
SBGOK heeft incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal T. Hartlief strekt tot verwerping van het principale en het incidentele cassatieberoep.
De advocaten van partijen hebben schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Uitgangspunten en feiten

2.1
In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
(i) SBGOK heeft als voornaamste doel het bijstaan van schuldeisers bij de incasso van vorderingen die voortvloeien uit hun deelname aan spelen van online casino’s die opereren onder ‘sublicentie’ van Curaçaose vergunninghouders.
(ii) Bij Landsbesluit van 1 oktober 1996 van de toenmalige Nederlandse Antillen [1] (hierna: het Landsbesluit) is aan Cyberluck een vergunning verleend voor het exploiteren van hazardspelen op de internationale markt door middel van servicelijndiensten als bedoeld in de Landsverordening buitengaatse hazardspelen (hierna: de Landsverordening). [2]
(iii) Cyberluck exploiteert niet zelf online casino’s, maar verleent zogenoemde ‘sublicenties’ aan andere vennootschappen die online casino’s exploiteren.
(iv) Cyberluck heeft ook een ‘sublicentie’ verleend aan Trigonon. Trigonon exploiteert onder meer het online casino Bahsine.
(v) [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ), wonende in Turkije, heeft in 2019 al zijn vorderingen die voortvloeien uit zijn deelname aan spelen van online casino Bahsine overgedragen aan SBGOK.
2.2
Voor zover in cassatie van belang vordert SBGOK in deze procedure veroordeling van Trigonon en Cyberluck tot betaling van 620.000,-- Turkse lira. SBGOK heeft aan deze vorderingen kort gezegd de volgende stellingen ten grondslag gelegd. [betrokkene 3] heeft gespeeld bij het online casino Bahsine. Eind 2018 had hij bij dat casino een positief saldo van 620.000,-- Turkse lira. Nadat hij om uitbetaling van het saldo had verzocht, is zijn account gesloten zonder dat het saldo aan hem is uitbetaald. Trigonon is als exploitant van het casino gehouden het saldo uit te betalen. Cyberluck is als vergunninghouder medeaansprakelijk voor de vordering op Trigonon, omdat zij verantwoordelijk is voor degenen die zij met een ‘sublicentie’ onder haar vergunning laat opereren. Daarnaast is zij medeaansprakelijk op de grond dat zij niet heeft voldaan aan de voorwaarden van haar vergunning.
2.3
Het gerecht heeft de vordering van SBGOK op Trigonon ter hoogte van 620.000,-- Turkse lira toegewezen en Trigonon veroordeeld tot betaling aan SBGOK van de tegenwaarde in Antilliaanse gulden van 620.000,-- Turkse lira. De vordering tegen Cyberluck heeft het afgewezen. [3]
2.4
Het hof heeft het vonnis van het gerecht vernietigd en naast Trigonon ook Cyberluck veroordeeld tot betaling aan SBGOK van 620.000,-- Turkse lira dan wel de tegenwaarde van dat bedrag in Antilliaanse gulden. [4] Het hof heeft over de regeling voor buitengaatse hazardspelen en de medeaansprakelijkheid van Cyberluck onder meer het volgende overwogen:

Wettelijk kader
2.10.
Grief 1 richt zich tegen de afwijzing van de vorderingen tegen Cyberluck. Bij de beoordeling van deze grief acht het Hof de volgende wetgeving en toelichting daarop van belang (…). Ook relevant is het kader waarin deze wetgeving tot stand is gekomen.
Landsverordening buitengaatse hazardspelen
2.11.
De basis van het systeem wordt gevormd door de Landsverordening buitengaatse hazardspelen (Landsverordening van de 8ste juni 1993 houdende bepalingen betreffende het exploiteren van hazardspelen op de internationale markt middels servicelijndiensten (…) voor de Nederlandse Antillen (per 10/10/10: voor Curaçao en Sint Maarten); (…).
Die Landsverordening buitengaatse hazardspelen luidt onder meer als volgt:
Artikel 1
1. De Gouverneur is bevoegd om vergunning te verlenen tot het exploiteren van hazardspelen op de internationale markt door middel van servicelijndiensten.
2. Vergunning tot het aanleggen en houden van deze hazardspelen wordt slechts gegeven aan in de Nederlandse Antillen gevestigde rechtspersonen.
Artikel 2
1. Aan de in artikel 1, eerste lid, bedoelde vergunning kunnen voorschriften worden verbonden.
2. Deze hebben onder meer betrekking op:
a. de wijze waarop de activiteiten door de rechtspersoon worden ontplooid;
b. de wijze waarop het prijzensysteem wordt gehanteerd;
c. de wijze van uitbetaling van de prijzen;
d. het van overheidswege uit te oefenen toezicht;
e. de geldelijke waarborgen door de rechtspersoon te verstrekken.Artikel 3
1. De in artikel 1, eerste lid bedoelde vergunning is niet voor overdracht vatbaar.
2. Bij landsbesluit wordt het jaarlijks verschuldigde recht voor de in artikel 1, eerste lid, genoemde vergunning vastgesteld.Artikel 4Een ingevolge artikel 1, eerste lid, verleende vergunning kan door de Gouverneur worden ingetrokken of tijdelijk ingetrokken, indien een of meer van de voorschriften verbonden aan de vergunning niet in acht worden genomen.
2.12.
De Memorie van Toelichting op deze Landsverordening (…) was zeer summier:
“Reeds enige jaren biedt een lokaal gevestigde onderneming diensten met toegevoegde waarde aan op de internationale markt middels de telecommunicatiefaciliteiten van Landsradio Telecommunicatiedienst Nederlandse Antillen.
Deze onderneming heeft het voornemen om servicelijndiensten aan te bieden op het gebied van loterijen en weddenschappen (hazardspelen). Aan deze hazardspelen kunnen slechts deelnemen personen buiten het grondgebied van de Nederlandse Antillen.
Teneinde deze activiteiten te kunnen ontplooien dient de strafbaarheid hiervan te worden opgeheven, alsook dient het wettelijk kader te worden geschapen, waarbinnen deze activiteiten kunnen plaatsvinden. In het verleden werd ter bevordering van het toerisme de Landsverordening Hazardspelen 1948 (P.B. 1948, no. 138) ingevoerd. Deze wettelijke regeling werd destijds ingevoerd om het mogelijk te maken hazardspelen te exploiteren louter ter bevordering van het toerisme.
Bij Overdrachtslandsverordening XIX (P.B. 1975, no. 162) werd deze materie overgedragen aan de eilandgebieden, zodat het Land in deze geen bemoeienis meer heeft. Het betreft hier echter alleen de zorg voor de regeling van de bepalingen betreffende het exploiteren van hazardspelen ter bevordering van het toerisme. De zorg voor de regeling van de belangen betreffen het exploiteren van hazardspelen op andere gebieden en voor andere doeleinden is voorbehouden gebleven aan het Land.Volstaan had kunnen worden met slechts het opheffen van de strafbaarheid van bovenbedoelde activiteiten doch hiermede zou een ongereglementeerde situatie ontstaan, die noch in het belang van de exploitant, noch in het belang van de Nederlandse Antillen is.
Derhalve is gekozen voor het invoeren van een nieuwe wettelijke regeling, waarvoor de mogelijkheid wordt geschapen tot reglementering van bedoelde activiteiten met betrekking tot buitengaatse hazardspelen. Het onderhavig ontwerp strekt ertoe om de mogelijkheid te creëren voor de overheid om deze activiteiten te controleren ter voorkoming dat de naam van Curaçao en de Nederlandse Antillen op de internationale telecommunicatiemarkt schade ondervindt, alsmede om de strafbaarheid op te heffen van bedoelde hazardspelen. De tekst van het ontwerp is voldoende duidelijk, zodat een artikelsgewijze toelichting niet noodzakelijk is.”
2.13.
De Raad van Advies (het adviesorgaan voor wetgeving van de toenmalige Nederlandse Antillen) achtte de Memorie van Toelichting eveneens bijzonder summier. Dit blijkt uit zijn advies van 7 september 1992 (RvA no. LV/10-92) (…). Dit advies luidt onder meer als volgt:
“Het voorontwerp heeft tot strekking de strafbaarstelling van het opzettelijk aanbieden of geven van gelegenheid tot hazardspel als bedrijf of het opzettelijk in een onderneming daartoe deelnemen, op te heffen in de gevallen dat aan dit hazardspel slechts kan worden deelgenomen door personen die zich buiten het grondgebied van de Nederlandse Antillen bevinden.
De Raad wil in de eerste plaats erop wijzen dat de Memorie van Toelichting op het voorontwerp bijzonder summier is.
De Memorie van Toelichting spreekt slechts van “het ontplooien van activiteiten op het gebied van hazardspelen”, doch gaat niet nader in op de wijze waarop deze activiteiten kunnen worden ontplooid, terwijl naar het oordeel van de Raad de voorgestelde wijziging van het Wetboek van Strafrecht gepaard dient te gaan met een voorstel tot wijziging van de Landsverordening Hazardspelen, waarin regels worden vastgesteld met betrekking tot het vereiste van een vergunning, de aanwijzing van het orgaan dat de vergunning verleent en zijn bevoegdheid voorwaarden en waarborgen te stellen, waaraan degenen die service-lijnen aanbieden op het stuk van hazardspelen aan personen die zich buiten de Nederlandse Antillen bevinden, dienen te voldoen.
De Raad denkt hier aan voorwaarden en waarborgen met betrekking tot de wijze waarop trekkingen plaatsvinden, de hoogte van de prijzen, de wijze van uitbetaling en de controle door de Overheid. Dit alles lijkt noodzakelijk opdat de naam van Curaçao en de Nederlandse Antillen op de internationale telecommunicatiemarkt geen schade ondervindt.
Ook de Landsverordening Speelvergunningsrecht Hazardspelen dient uiteraard te worden aangevuld.(…).”
2.14.
Op grond van artikel 2 van de Landsverordening buitengaatse hazardspelen is een Landsbesluit genomen, te weten het Landsbesluit van 1 oktober 1996, no. 1668/JAZ (…). In dat Landsbesluit is aan Cyberluck vergunning verleend voor het exploiteren van hazardspelen op de internationale markt door middel van servicelijndiensten onder de in de navolgende artikelen opgenomen voorwaarden. Dit Landsbesluit vermeldt onder meer:
“(...)Artikel 141. De vergunninghouder maakt de voorwaarden bekend waaronder deelname aan de door hem geëxploiteerde hazardspelen mogelijk is.
2. De vergunninghouder laat een speler niet toe dan nadat deze heeft verklaard de voorwaarden te kennen en te aanvaarden.
3. In de voorwaarden wordt in elk geval aangegeven:
(...)
f. de bij de inzet en voor het prijzengeld te hanteren valuta;
(...)
i. op welke wijze en zonodig binnen hoeveel tijd na afloop van het spel de uitslag wordt bekend gemaakt alsmede op welke wijze en binnen hoeveel tijd ingeval van winst het prijzengeld kan worden geïnd;
j. dat de wetgeving van de Nederlandse Antillen van toepassing is.
4. Tot de verplichtingen, bedoeld in het derde lid, onderdeel d, behoren in ieder geval de vermelding van de naam en de leeftijd van de speler alsmede van de voor deelname aan een of meer hazardspelen door de speler aangewezen en door de vergunninghouder geaccepteerde internationaal gerenommeerde of lokaal gevestigde bank. Tot deze verplichtingen behoort voorts in ieder geval de storting van een door de vergunninghouder bepaald minimum bedrag op de rekening van vergunninghouder bij een in de voorgaande volzin bedoelde bank.
(...)
Artikel 16
1. De vergunninghouder houdt dagelijks een overzicht bij van de gespeelde hazardspelen, het aantal keren dat elk spel gespeeld is, de daarbij gepleegde inzetten en het behaalde prijzengeld.
2. De in het eerste lid bedoelde gegevens worden op deugdelijke manier bewaard gedurende periode dat bedrijfsgegevens ingevolge de Landsverordening op de Winstbelasting 1940 (P.B. 1965, no. 58) bewaard dienen te worden.
Artikel 17
1. De vergunninghouder draagt zorg dat bekend is aan de speler:
a. hoe hij te weten komt dat hij heeft gewonnen;
b. hoeveel hij heeft gewonnen;
c. binnen hoeveel tijd na afloop van het spel het prijzengeld beschikbaar is;
d. gedurende hoeveel tijd het prijzengeld beschikbaar blijft.
2. Het prijzengeld wordt in door de vergunninghouder bekend gemaakte valuta betaalbaar gesteld.
3. De vergunninghouder draagt zorg steeds over voldoende middelen te beschikken om het prijzengeld uit te kunnen betalen.
(...)”
Advies Hoofd CBJAZ
2.15.
De hiervoor gegeven regels ingevolge de Landsverordening buitengaatse hazardspelen en het daarop gebaseerde landsbesluit richten zich tot de vergunninghouder. In Curaçao is een aantal vergunninghouders dat op grond van de Landsverordening buitengaatse hazardspelen een vergunning heeft gekregen, waaronder dus Cyberluck, die zelf niet, althans niet direct, onlinecasino’s exploiteren. Zij hebben ‘sublicences’ uitgegeven aan in Curaçao gevestigde rechtspersonen, die wereldwijd onlinecasino’s exploiteren. In de zaak
Cramm v. Cyberluck c.s.(vonnissen van het Hof van 11 oktober 2022, ECLI:NL:OGHACMB:2022:104 en ECLI:NL:OGHACMB:2022:105), (…)), sprak het Hof van ‘een handjevol vergunninghouders [die] vele ‘sublicences’ uitgeven, met wereldwijd zeer vele spelwebsites en een enorme omzet’; in de processtukken van die zaken werd gesproken van een miljardenomzet wereldwijd.
2.16.
Dit al meer dan twintig jaar toegepaste systeem van ‘sublicenses’ is gebaseerd op een advies van het Hoofd van het Centraal Bureau voor Juridische en Algemene Zaken van het Land (…). Dit advies luidde:
“(...)
De tweede vraag heeft betrekking op de mogelijkheid van hoofd-vergunninghouder en sub-vergunninghouders. U herinnert zich dat deze vraag ook van de kant van Millionaire’s club N.V. is gesteld. Aan deze laatste is het volgende bericht. De huidige Landsverordening buitengaatse hazardspelen (P.B. 1993, no. 63) maakt een dergelijk[e] onderverdeling van vergunningen niet mogelijk. Daarnaast heeft de Regering het standpunt ingenomen dat zulks ook onwenselijk is. Immers hierdoor wordt een extra moeilijkheid geschapen in de sfeer van de verantwoordelijkheid van de overheid, aangezien de span of control voor de overheid toeneemt.
Overigens is hetzelfde effect eenvoudig langs contractuele weg te realiseren door het aangaan van contracten met Information Providers die op basis en onder verantwoordelijkheid van de vergunning van de vergunninghouder kunnen opereren bij de daadwerkelijke aanbieding van hazardspelen. De vergunninghouder is primair verantwoordelijk voor het gedrag van zijn IP’s. Daarnaast heeft de overheid uiteraard de bevoegdheid de handel en wandel en het reilen en zeilen van deze IP’s naast die van de vergunninghouder te controleren in het kader van toezicht en opsporing, zoals dat in de wijzigings-landsverordening gestalte zal krijgen.(…)”
Stellingen SBGOK in hoger beroep
2.17.
De stellingen van SBGOK in hoger beroep kunnen als volgt worden begrepen:
(i) een beperkt aantal bedrijven, waaronder Cyberluck heeft een vergunning gekregen op grond van de Landsverordening hazardspelen, waarin is vermeld dat die vergunning niet overdraagbaar is;
(ii) deze vergunninghouders hebben in het verleden aan de overheid gevraagd of zij toch sublicenties mochten verstrekken;
(iii) in het hiervoor genoemde ambtelijk advies (van het Hoofd CJBAZ, hiervoor geciteerd) aan de toenmalige overheid staat te lezen dat het verstrekken van sublicenties niet mogelijk was op grond van de Landsverordening en ook niet wenselijk was, omdat dit zou leiden tot afwenteling van verantwoordelijkheid van de uitbaters op de overheid;
(iv) kennelijk geïnspireerd door een passage uit dit ambtelijke advies is Cyberluck overgegaan tot een systeem waarbij zij contracten sluit met online casino’s, waarbij die onlinecasino’s met gebruikmaking van de aan Cyberluck verstrekte vergunning hun diensten aanbieden aan spelers;
(v) de handelwijze van die onlinecasino’s komt neer op misleiding en oplichting, doordat deze onlinecasino’s vermelden dat zij een vergunning hebben van de overheid en doordat zij de door hun klanten gewonnen gelden niet uitbetalen en niet adequaat reageren op klachten daarover;
(vi) Cyberluck is op grond van de aan haar verstrekte vergunning gehouden prijzengeld beschikbaar te stellen aan de spelers, dit is een verbintenis voortvloeiend uit de wet, aldus SBGOK;
(vii) Cyberluck onttrekt zich aan die verantwoordelijkheid door niet adequaat te reageren op verzoeken om informatie over uitblijvende uitbetaling van prijzengelden door de spelers en daarvoor door te verwijzen naar de onlinecasino’s, die ook niet adequaat reageren op klachten en prijzengeld niet of niet tijdig uitbetalen;
(viii) Cyberluck is daarom (naast haar contractspartners, de onlinecasino’s) aansprakelijk voor het handelen van die onlinecasino’s in strijd met de vergunningsvoorwaarden.
Oordeel Hof – artikel 6:162 BW
2.18.
Het Hof oordeelt als volgt. Uit het stelsel van de wet (de Landsverordening buitengaatse hazardspelen en het daarop gebaseerde landsbesluit tot vergunningverlening), met voorwaarden die onder meer inhouden de betaalbaarstelling van het prijzengeld (artikel 17), vloeit voort dat de vergunninghouder instaat voor uitbetaling van het regulier gewonnen prijzengeld. Deze in artikel 17 opgenomen voorwaarden strekken onmiskenbaar ter bescherming van spelers die meedoen aan kansspelen bij de exploitatie van deze vergunning. Cyberluck behoort als vergunninghouder op de bescherming van die belangen bedacht zijn, moet zich die belangen aantrekken en heeft in die zin een bijzondere zorgplicht ten opzichte van de spelers. Door niet te waarborgen dat de onlinecasino’s zich houden aan de vergunningsvoorwaarden (met name het beschikbaar stellen van prijzengeld) en door niet adequaat te reageren op verzoeken van spelers om informatie daarover schendt Cyberluck deze zorgplicht. Door deze bijzondere zorgplicht te schenden pleegt Cyberluck als vergunninghouder een onrechtmatige daad jegens de spelers.
(…)
2.23.
Aansprakelijkheid van de vergunninghouders, ten aanzien van de praktijk van de wereldwijd online gamingbusiness (met enorme omzet onder Curaçaose vlag), kan voor hen een zware last betekenen. Voor zover in de stellingen van Cyberluck moet worden gelezen dat deze vergaande aansprakelijkheid onaanvaardbaar zou zijn naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, geldt dat dit niet kan worden aangenomen, aangezien de vergunninghouders het zelf uit de hand (uit hun handen) hebben laten lopen. (…)
Geen uitvoerbaarheid bij voorraad
2.24.
Het voorgaande betekent dat het Hof, anders dan het Gerecht, ook de vordering van SBGOK tegen Cyberluck zal toewijzen. Het Hof ziet aanleiding in het feit dat er bij het Gerecht nog meerdere soortgelijke zaken aanhangig zijn en in het feit dat er grote financiële belangen op het spel staan, de veroordeling van Cyberluck niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
(…)
2.28.
Grief IV in het principale appel, betreffende het waardeverlies van de Turkse Lira, faalt. De bij de inzet en voor het prijzengeld te hanteren valuta was de Turkse Lira (vergunningsvoorwaarde artikel 14 lid 3 aanhef en onder f). Het prijzengeld wordt in beginsel in door de vergunninghouder bekend gemaakte valuta betaalbaar gesteld (vergunningsvoorwaarde artikel 17 lid 2). De speler [betrokkene 3] woont in Turkije en heeft dus recht op uitbetaling in Turkije in Turkse Lira en dat betekent dat op zijn vordering artikel 6:121 BW niet van toepassing is. De tussen de speler en SBGOK tot stand gekomen cessie van dat vorderingsrecht aan SBGOK kan niet bewerkstelligen dat SBGOK, die in Curaçao is gevestigd, artikel 6:125 BW kan inroepen.”

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

3.1
Onderdeel 3.1 van het middel klaagt dat het hof (in rov. 2.18) ten onrechte heeft geoordeeld dat op Cyberluck een bijzondere zorgplicht rust jegens spelers in onlinecasino’s. Schending van een niet-bestaande norm kan geen onrechtmatige daad opleveren, aldus het onderdeel. Onderdeel 3.2 klaagt dat onjuist althans onbegrijpelijk is dat het niet waarborgen dat onlinecasino’s zich houden aan de voor Cyberluck geldende vergunningsvoorwaarden en het niet adequaat reageren op informatieverzoeken, schending van een bijzondere zorgplicht oplevert en daarmee een onrechtmatige daad van Cyberluck jegens individuele spelers. Onderdeel 3.3 klaagt dat SBGOK geen schending van een bijzondere zorgplicht aan haar verzoek ten grondslag heeft gelegd en dat het hof ongeoorloofd de gronden van het verzoek heeft aangevuld en het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden. Deze onderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3.2
Op de voet van de Landsverordening is de Gouverneur bevoegd vergunningen te verlenen voor het exploiteren van hazardspelen op de internationale markt.
3.3
In Curaçao is de praktijk ontstaan dat houders van een op de voet van de Landsverordening verleende vergunning (hierna: vergunninghouders) ‘sublicences’ verlenen aan in Curaçao gevestigde rechtspersonen die wereldwijd onlinecasino’s exploiteren. De vergunninghouders exploiteren die onlinecasino’s in die gevallen dus niet zelf. Deze praktijk is gebaseerd op het in rov. 2.16 van het vonnis van het hof (zie hiervoor in 2.4) geciteerde advies van het Hoofd van het Centraal Bureau voor Juridische en Algemene Zaken van het Land (hierna: het Hoofd Juridische Zaken). Het Hoofd Juridische Zaken merkt in dat advies allereerst op dat vergunninghouders geen subvergunningen kunnen verstrekken op de grond dat hierdoor “een extra moeilijkheid wordt geschapen in de sfeer van de verantwoordelijkheid van de overheid, aangezien de span of control voor de overheid toeneemt”. Vervolgens merkt het Hoofd Juridische Zaken op dat hetzelfde effect eenvoudig is te realiseren langs contractuele weg. De vergunninghouders kunnen met derde partijen overeenkomsten sluiten waardoor die partijen op basis en onder verantwoordelijkheid van de vergunning van de vergunninghouders kunnen opereren bij de daadwerkelijke aanbieding van hazardspelen. De vergunninghouder is primair verantwoordelijk voor het gedrag van die derde partijen, aldus het Hoofd Juridische Zaken in zijn advies.
3.4
De contractuele basis van de hiervoor bedoelde praktijk heeft niet tot gevolg dat de verstrekking van een ‘sublicence’ de vergunninghouder ontslaat van naleving van de voorwaarden waaronder de vergunning aan hem is verstrekt. Tot die voorwaarden behoren ingevolge de Landsverordening en het daarop gebaseerde Landsbesluit onder meer dat de vergunninghouder ervoor zorgdraagt dat bekend is aan een speler hoe hij te weten komt dat hij heeft gewonnen, hoeveel hij heeft gewonnen, binnen hoeveel tijd na afloop het prijzengeld beschikbaar is en gedurende hoeveel tijd het prijzengeld beschikbaar blijft. Ook moet Cyberluck er als vergunninghouder zorg voor dragen steeds over voldoende middelen te beschikken om het prijzengeld te kunnen uitbetalen.
3.5
Het hof heeft zijn oordeel dat Cyberluck onrechtmatig heeft gehandeld jegens [betrokkene 3] als speler van een kansspel in een onlinecasino van Trigonon, erop gebaseerd (i) dat Cyberluck als vergunninghouder niet heeft gewaarborgd dat Trigonon als directe aanbieder van het onlinecasino zich hield aan de vergunningsvoorwaarden (met name het beschikbaar stellen van prijzengeld), (ii) dat Cyberluck niet adequaat heeft gereageerd op verzoeken van spelers (zoals [betrokkene 3] ) om informatie daarover en (iii) dat Cyberluck daarmee vergunningsvoorwaarden schond die strekken tot bescherming van spelers die meedoen aan kansspelen en dat Cyberluck als vergunninghouder op de bescherming van die belangen bedacht moest zijn en zich die belangen moest aantrekken. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting. Het is toereikend gemotiveerd. Het hof heeft uit de genoemde omstandigheden kunnen afleiden dat Cyberluck een jegens de spelers in acht te nemen zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. Dat het hof die norm heeft aangeduid als een ‘bijzondere zorgplicht’ heeft in dit verband geen betekenis. Het hof heeft niet de gronden van het verzoek van SBGOK aangevuld en evenmin het beginsel van hoor en wederhoor geschonden (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.17-3.18).
3.6
Uit het hiervoor overwogene volgt dat de onderdelen 3.1, 3.2 en 3.3 falen.
3.7
De klachten van de onderdelen 4 en 5 kunnen niet tot cassatie leiden wegens gebrek aan belang, aangezien het falen van de onderdelen 3.1, 3.2 en 3.3 meebrengt dat de klachten van de onderdelen 4 en 5 niet meer tot een andere beslissing over de aansprakelijkheid van Cyberluck kunnen leiden.
3.8
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

4.Beoordeling van het middel in het incidentele beroep

4.1
Onderdeel 2 van het middel klaagt onder meer dat onjuist althans onbegrijpelijk is – mede gezien de toepasselijkheid van art. 6:123 BWC – het oordeel van het hof (in rov. 2.28) dat de vordering tot vergoeding van koersverlies op grond van art. 6:125 BWC niet toewijsbaar is.
4.2
Bij de toepassing van art. 6:125 BWC geldt op overeenkomstige wijze hetgeen de Hoge Raad heeft overwogen over het vrijwel gelijkluidende art. 6:125 BW. [5] Uit art. 6:125 BWC volgt dat [betrokkene 3] (en daarmee na de cessie SBGOK als zijn rechtsopvolgster) recht heeft op vergoeding van de schade die hij heeft geleden doordat na het intreden van het verzuim de koers van het geld tot betaling waarvan de verbintenis strekt, zich ten opzichte van de koers van het geld van een of meer andere landen heeft gewijzigd (art. 6:125 lid 1 BWC).
Voor het aannemen van het bestaan van koerswijzigingsschade is in beginsel voldoende dat de koers van het geld tot betaling waarvan de verbintenis strekt, is veranderd op voor de schuldeiser nadelige wijze ten opzichte van het geld van een ander land en dat de waarde van het geld van dat andere land voor de schuldeiser relevant is. Of de waarde van het geld van dat andere land voor de schuldeiser relevant is, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waaronder de woon- of vestigingsplaats van de schuldeiser en de valuta waarin hij zijn transacties gewoonlijk afwikkelt. [6]
Het hof heeft overwogen dat de bij de inzet en voor het prijzengeld te hanteren valuta de Turkse lira was en dat het prijzengeld in beginsel in de door de vergunninghouder bekend gemaakte valuta betaalbaar wordt gesteld. Daarnaast heeft het hof overwogen dat [betrokkene 3] in Turkije woont en recht heeft op uitbetaling in Turkije in Turkse lira. Hieruit volgt dat het hof klaarblijkelijk van oordeel was dat de waarde van de Antilliaanse gulden of van enige andere valuta dan de Turkse lira voor [betrokkene 3] niet relevant was en dat hem daarom geen vordering wegens koerswijzigingsschade toekwam. De cessie van de vordering van [betrokkene 3] aan SBGOK kan dan niet ertoe leiden dat SBGOK wel vergoeding kan vorderen van koerswijzigingsschade. Dit oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Dat SBGOK op grond van art. 6:123 lid 1 BWC de keuze had het prijzengeld te vorderen in Turkse lira of in Antilliaanse gulden is bij het oordeel over koerswijzigingsschade niet van belang. Bij toepassing van art. 6:123 lid 1 BWC geschiedt de omrekening van Turkse lira naar Antilliaanse gulden ingevolge art. 6:124 BWC naar de koers van de dag waarop de betaling plaatsvindt.
Uit het voorgaande volgt dat de hiervoor in 4.1 weergegeven klacht faalt.
4.3
De overige klachten van het middel kunnen evenmin tot cassatie leiden. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie art. 81 lid 1 RO).

5.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt Trigonon c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van SBGOK begroot op € 2.845,-- aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Trigonon c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan;
in het incidentele beroep:
- verwerpt het beroep;
- veroordeelt SBGOK in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Trigonon c.s. begroot op € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien SBGOK deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident M.J. Kroeze als voorzitter en de raadsheren T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, H.M. Wattendorff en F.J.P. Lock, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A.E.B. ter Heide op
20 december 2024.

Voetnoten

1.No. 1668/JAZ.
2.Landsverordening van de 8ste juni 1993 houdende bepalingen betreffende het exploiteren van hazardspelen op de internationale markt middels servicelijndiensten,
3.Gerecht in eerste aanleg van Curaçao 8 november 2021, ECLI:NL:OGEAC:2021:214.
4.Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba 14 maart 2023, ECLI:NL:OGHACMB:2023:31.
5.HR 20 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1258.
6.HR 20 september 2024, ECLI:NL:HR:2024:1258, rov. 3.2.2.