Uitspraak
1.Procesverloop
2.Uitgangspunten en feiten
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 september 2024.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen Ponte Vecchio Beheer B.V. (PVB) en DST Global Solutions (Realty) Limited (DST). PVB vorderde betaling van koerswijzigingsschade van DST, die voortkwam uit een eerdere verkoop van een dochteronderneming in 2001 voor $ 4 miljoen. DST had geweigerd de koopprijs te betalen, maar werd in 2018 door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot betaling van het bedrag, vermeerderd met wettelijke rente. PVB stelde dat zij koerswijzigingsschade had geleden omdat de waarde van de dollar ten opzichte van de euro was gedaald tussen de datum van de koop en de datum van betaling. De rechtbank had DST veroordeeld tot betaling van een deel van de vordering, maar het hof had deze vordering afgewezen, met de overweging dat PVB niet had aangetoond dat zij daadwerkelijk schade had geleden.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat PVB het ontvangen bedrag op 13 april 2018 in euro's had moeten omwisselen om schade te kunnen claimen. De Hoge Raad benadrukte dat de relevante vraag was of de koerswijzigingsschade was geleden, ongeacht of PVB het bedrag had omgewisseld. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak terug naar het gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling. Tevens werd DST veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.