ECLI:NL:HR:2024:1768

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
23/01164
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontucht en bezit van kinderporno met minderjarigen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2024 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 maart 2023. De verdachte, een 19-jarige man, was veroordeeld voor ontucht met drie minderjarige meisjes en het bezit van kinderporno. De zaak kwam aan het licht nadat twee van de meisjes in de avonduren de ouderlijke woning hadden verlaten en niet meer terugkeerden, wat leidde tot een zoekactie door hun ouders en de politie. De verdachte stelde dat hij niet schuldig was aan de ontucht, omdat hij niet op de hoogte was van de werkelijke leeftijden van de meisjes. De Hoge Raad moest beoordelen of het hof terecht had geoordeeld dat de verdachte tekort was geschoten in zijn onderzoeksplicht naar de leeftijden van de slachtoffers. Daarnaast werd de strafmotivering van het hof ter discussie gesteld, waarbij de verdachte een gevangenisstraf van 45 maanden had gekregen, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. De Hoge Raad moest ook oordelen over de causaliteit tussen de daden van de verdachte en de schade die de benadeelde partij had geleden, in dit geval studievertraging. De Hoge Raad heeft de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet konden leiden tot vernietiging van de uitspraak. Het beroep werd verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer23/01164
Datum3 december 2024
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 15 maart 2023, nummer 20-000531-22, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G.W.L.A.M. Koppen, advocaat in Eindhoven, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman van de verdachte heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de cassatiemiddelen

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.J. Borgers als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en T.B. Trotman, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 december 2024.